Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Plaats reactie
Plievo
Berichten: 2947
Lid geworden op: do aug 18, 2011 8:19 pm

Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Bericht door Plievo » do feb 02, 2012 6:34 am

Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden
Afbeelding
Laatste update: 1 februari 2012 22:31 info .WARSCHAU - De Poolse dichteres Wislawa Szymborska is woensdagavond overleden. Dat heeft het Poolse persbureau PAP gemeld. Zij is 88 jaar geworden.

Szymborska won in 1996 de Nobelprijs voor Literatuur. De Zweedse Koninklijke Academie kende haar de prijs toe voor haar dichtwerk, dat ''met ironische precisie de historische en biologische context toelicht in fragmenten van menselijke werkelijkheid''.

Zij overleed na een lange ziekte thuis in haar slaap in Krakau, aldus haar secretaris. De Poolse minister van Buitenlandse Zaken, Radoslaw Sikorski, repte over ''een onvervangbaar verlies voor de Poolse cultuur''.

.Szymborska, geboren in 1923 in Kornik bij Poznan, studeerde letterkunde en sociologie in Krakau. Haar eerste gedichten publiceerde ze vanaf 1945.

http://www.nu.nl/boek/2730337/poolse-di ... leden.html

Lech
Berichten: 4954
Lid geworden op: vr aug 19, 2011 12:30 pm

Re: Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Bericht door Lech » vr feb 03, 2012 11:25 pm

Onverplichte lectuur – Wisława Szymborska

Afbeelding
Wisława Szymborska is in mijn beleving een van de grote oma’s uit de wereldliteratuur. Omdat ik haar alleen ken van recente foto’s. Doris Lessing was ook zo iemand. Alice Munro. Of, dichter bij huis, Annie M.G. Schmidt. Szymborska’s clevere parlandopoëzie heeft me ooit goede diensten bewezen toen ik op eigen kracht verzen ging lezen. Maar dat is lang geleden: ik schrok toen haar naam niet in mijn auteursindex voorkwam.

Laat ik daarom, als eerbetoon aan de schrijfster die woensdag overleed, een bespreking maken met notities uit de oude doos. Niet van haar poëzie, maar van een veronachtzaamd boekje met columns.

In 1968 begon Wisława Szymborska (spreek uit: vieswava) boeken te recenseren in het literaire weekblad Zycie literackie. Later gebeurde dat om de veertien dagen in de bekendste Poolse krant, Gazeta wyborcza. ‘Onverplichte lectuur’ heette haar rubriek: schrander en met luim besprak ze boeken die door niemand anders werden gerecenseerd. Titels over geschiedenis, geografie, biologie, huishoudkunde en etiquette.

Ze vond het leuk haar eigen ding te doen met die rare boeken. Toen Szymborska in 1996 de Nobelprijs won waren er in Polen al vier bloemlezingen ‘Onverplichte lectuur’ verschenen. In het voorwoord bij een van die bundels schreef Szymborska over de genoegens van het speelse lezen:

Heel ouderwets vind ik dat het lezen van boeken het mooiste vermaak is dat de mensheid heeft uitgevonden. De homo ludens danst, zingt, gebaart en poseert, hij dost zich uit, zit aan bij feestdissen en voert ingewikkelde ceremoniën uit. Het gewicht van deze vermaken onderschat ik niet — zonder deze zou het mensenleven voorbijgaan in een onvoorstelbare monotomie en vast zonder enige samenhang. Maar dat zijn allemaal gemeenschappelijke handelingen, waaromheen een meer of minder voelbaar zweem van collectieve exercitie hangt. De homo ludens met het boek is vrij. In elk geval zo vrij als hij kan zijn. Hij maakt zelf de spelregels, gehoorzaamt alleen aan zijn eigen nieuwsgierigheid. Hij mag zowel wijze boeken lezen waaruit hij iets aan de weet komt, als domme boeken, want die vertellen ook iets. Het staat hem vrij het ene boek niet uit te lezen, en met het andere aan het eind te beginnen en achteruit te gaan naar het begin. Hij mag zitten giechelen bij passages waar dit niet de bedoeling was of opeens stilhouden bij woorden die hem zijn hele leven zullen bijblijven. En tenslotte staat het hem vrij — wat geen enkel ander vermaak hem biedt — te luisteren naar wat Montaigne betoogt of even een duik te nemen in het Mesozoïcum.

Szymborska meed bewust het woord ‘recensies’ toen ze over dit mengelwerk van haar sprak. Ze was eerder een columniste, zei ze. Zo iemand kan zich tenminste veroorloven van de hak op de tak te springen. Wel probeerde ze altijd kort te zijn in haar besprekingen, waardoor de lezer veel sneller kon zien wat dit of dat schrijfsel waard was dan wanneer hij met een essay van vele bladzijden te maken had. De humor die Szymborska daarbij inzette was niet alléén maar smeermiddel. Humor vond ze een kwaliteit op zich.

Ik houd ernst en humor voor gelijkwaardig en wacht dan ook met smart het ogenblik af dat de ernst bij wijze van revanche de humor begint te benijden. Humor heeft bijvoorbeeld verschillende nuances, terwijl de ernst vooralsnog niet op enigerlei wijze wordt geclassificeerd, hoewel dat absoluut nodig is. Heren critici, als u de term ‘absurde humor’ gebruikt, moet u ook parallel daaraan de tern ‘absurde ernst’ invoeren.

In 1998 maakte de excellente vertaler Gerard Rasch uit de Poolse bundels een keuze voor de Nederlandstalige lezer: Onverplichte lectuur. Een fijn boekje is het zeker geworden, al weet ik niet of het iets is om in één zitting door te nemen. Zat Szymborska op internet, dan had ze ons allemaal naar huis geschreven. En ook in de context van een serieus literair blad moet de zwierige toon van Szymborska uitstekend hebben gewerkt. Maar zet je alle stukjes op een rij, kan haar gespeelde naïviteit snel afgedaan worden als een maniertje.

En dat zou jammer zijn. De nieuwsgierigheid en opmerkingsgave die haar beste gedichten kenmerken vind je ook terug in de columns. Szymborska’s interesses lopen naar mijn smaak parallel met die van de Nederlandse dichter en essayist K. Schippers. Allebei worden ze geïntrigeerd door wat door de mazen van het net dreigt te vallen.

Hoeveel namen wervelen niet onophoudelijk om ons heen. Ze gaan het ene oor in, het andere oor uit. De meeste zijn we de volgende dag weer vergeten. We maken ons daar geen zorgen over. We geloven dat er een rechtvaardige Tijdzeef bestaat die het zand wegzeeft tot op de bodem uiteindelijk de goudklompjes achterblijven – de namen die je werkelijk moet weten. Een mooi plaatje, maar is het altijd in overeenstemming met de werkelijkheid? Ik vermoed dat de Tijdzeef al hier en daar een paar grote gaten vertoont en dat menig goudklompje samen met het zand naar buiten vliegt.

Szymborska speurt naar wat vergeten wordt, onzichtbaar blijft. In Onverplichte lectuur staat een mooi pleidooi voor een encyclopedie van onschuldige mensen die bij een terroristische aanslag het leven lieten, omdat ze zich toevallig in de buurt van de schietpartij of binnen het bereik van de bomscherven bevonden. Szymborska bladert in de dagboeken van Thomas Mann, maar ook in de memoires van de vrouw die in de schaduw van de Tovenaar leefde, Katia Mann. Leest de dichteres een ‘geschiedenis van het oude papier’, dan gaat haar aandacht uit naar de anonieme voddenrapers. Bij de avonturen van Casanova moet ze denken aan de juffers die alleen achterbleven toen de Venetiaanse rokkenjager in het luchtledige verdween. Was het werkelijk zo dat ze daar geen punt van maakten, zoals Casanova beweerde? Dat een paar dames hem zelfs hielpen bij het koffers pakken?

Toepasselijk is ook haar bespreking van een boek over de Vandalen. Het tragische is dat hun voornaamste vijanden al konden schrijven, terwijl het Vandaalse volk tot het einde van zijn bestaan de kunst van het vormen van letters verachtte. De informatie die we over de Vandalen bezitten is dus afkomstig van hun vijanden (en valt dus ongunstig uit). Hoe weinig is er ook bekend van de antieken die vóór Plato als socratische dialogen schreven: Axamenes, Simias, Cebes, Criton, Euclides van Megara, Stilpon. Wie heeft al gehoord van Willem Kolff, de Nederlandse arts die de eerste kunstnier heeft uitgedacht en geconstrueerd? En waarom, tussen haakjes, prijzen we alleen maar beroemde uitvinders? Primitieve volkeren waren des te genialere uitvinders omdat ze bij nul moesten beginnen, vindt Szymborska.

Een van de lievelingsverhalen van de dichteres komt uit de pen van Mark Twain. Hij beschreef daarin de hemel van de dichters. Natuurlijk zijn Homerus en Dante en Shakespeare en “vele andere algemeen erkende bevlogenen” daar te vinden. “Maar allemaal groeten ze hoogst eerbiedig een of ander mannetje van wie niets bekend is, een schoenmakertje dat tijdens zijn leven werd uitgelachen, die na zijn dood werd vergeten en van wie op aarde nog geen twee dichtregels over zijn gebleven.”

De rol van het toeval is het aanpalende thema dat Szymborska sterk bezighield. Want het is juist dat toeval dat maar al te vaak beslist wie aandacht krijgt en wie het moet stellen met, op zijn best, een figurantenbestaan. Sappho, met haar verzamelde snippers, viel door tijd en toeval nog net aan de goede kant van die scheidsgrens. En ook Montaigne is wereldberoemd geworden, al was de era waarin hij leefde zo woelig dat hij voor hetzelfde geld nooit zijn Essays had kunnen aanvatten.

Zelfs hele steden zijn vaak niet bestand tegen de wetten van het Grote Uurglas en moeten door archeologen van nu terug opgedolven worden. In een bespreking van een oudheidkundig boek vraagt Szymborska zich af hoe steden überhaupt verwoest kúnnen worden. Terwijl muren toch niet van één vingerduwtje omvallen.

De vingers moeten geholpen worden, er is een lichamelijke inspanning voor nodig, een bepaalde techniek, bepaalde werktuigen. Dat kost een bepaalde hoeveelheid tijd, in de loop waarvan men honderd keer tot bezinning kan komen en zijn verwoestingswerkzaamheden staken – wat vast hoogst zelden gebeurde.

Geluiden die ons oor niet opvangt
Wat mij in het bijzonder aanspreekt in dit boek is de breedte van Szymborska’s lezen. Ze heeft het over yoga, vlinders, doe-het-zelven, noem maar op. Poolse boeken ook nog eens. Over literatuur en de grote meesters: weinig.

Het mooiste stuk in die categorie gaat over Dickens, die wordt beschreven als een absolute geluksvogel. Een man die een moeilijke jeugd kende, zeker, maar blijkbaar “een enorm overschot aan psychische en fysieke kracht” had, “zodat hij die beproeving zonder schade doorstond, zonder zijn geloof in de mens of in zijn aangeboren vrolijkheid te verliezen, en er bovendien nog als beloning een uiterst waardevolle trofee aan overhield, een schat aan gevoelens en ervaringen, voorraad voor talloze boeken.” Op vierentwintigjarige leeftijd schreef Dickens The Pickwick papers, zijn eerste bestseller.

Op een poëzieavond werd de dichteres een keer gevraagd waarom ze in Onverplichte lectuur niet over literatuur schreef, maar over populair-wetenschappelijke boeken en allerhande gidsen. Zij antwoordde toen dat dit soort uitgaven nooit goed of slecht aflopen en dat ze dat het leukste eraan vond. Daar zit iets in. In een van de columns in dit boek doet Szymborska ook uitschijnen dat literaire stilering afbreuk kan doen aan de veelvormige gedaanten van de werkelijkheid.

‘De stille nacht… de rust’ge nacht… die dompelt in een diepe slaap…’ Wanneer een natuurkenner zulke woorden tegenkomt, glimlacht hij vol mededogen. Ach, die dichters toch. Ze schampen langs het oppervlak van de landschappen, een momentane stemming, vluchtige indruk is genoeg voor hen… want er is nergens een stille of rustige nacht – met uitzondering van de streken van het eeuwig ijs, waar er echt niemand is om ergens op te jagen. Hij ‘dompelt’ helemaal niet ‘in een diepe slaap dat al wat leeft’. Van de meer dan vierduizend soorten zoogdieren jaagt ongeveer zeventig procent juist in het donker. Om maar niet te spreken van alle reptielen, amfibieën, insecten en vogels die pas met het donker worden uit hun dagschuilplaatsen tevoorschijn komen. De nachtelijke stilte bestaat uit geritsel, gebrom, geplons, gesmak, geklap, gepiep, gefladder, geratel en gegil, de geluiden die ons oor niet opvangt niet meegerekend.

Nu, het lezen van non-fictie kon het hart van Szymborska ook bezwaren. Wanneer enorme lappen van de moderne wetenschap aan haar begrip ontsnapten en zij overgeleverd was “aan de genade en handigheid van de populisatoren, en wazige voorstellingen uit de vierde hand”. We komen leven tekort om de zaak te doorgronden, schrijft ze ergens, “onze talenten zijn helaas onherroepelijk in een andere richting vertrokken, maar de nieuwsgierigheid en nostalgie zijn gebleven en kwellen ons.”

Een ander ernstig defect van informatieve boeken is dat theorieën, schema’s en werkpunten bepaalde auteurs in de verleiding kunnen brengen dat ook mensen daarin samengevat kunnen worden, zonder meer. Of dat mensen zich naar eigen inzicht kunnen restylen. Tegen het positief denken en alle-plooien-gladstrijken van een Dale Carnegie plaatst Szymborska, toch weer, de groten van de literatuur.

Zijn optimisme is onwankelbaar en neemt zelfs orgiastische vormen aan. Dat soort geloof versterkt mijn scepsis ogenblikkelijk en dan neig ik naar de gedachte dat zorgeloosheid nog erger zou zijn dan het hebben van zorgen. Het zou getuigen van gebrek aan verbeelding en ontvankelijkheid van een primitieve geest. De directe prikkel die de auteur aanzette tot het schrijven van dit boek, was een bezoek aan de openbare bibliotheek op de hoek van 5th Avenue en 42nd Street. Daar ontdekte hij dat er in de afdeling ‘Zorgen’ maar 22 boeken stonden en in de afdeling ‘Wormen’ wel 89. Als hij bij de literatuur had gekeken, had hij kunnen vaststellen dat er over zorgen honderdduizenden boeken zijn geschreven. Bijna de hele literatuur bestaat uit het beschrijven van de meest uiteenlopende zorgen. Te beginnen bij Gilgamesj, Antigone en Job.

(Gebaseerd op notities van 1 september 2003.)

> lees een fragment uit dit boek op Prins van Denemarken

Wisława Szymborska, Onverplichte lectuur
142 p.
Uitgeverij Meulenhoff, 1998
Oorspr. Lektury obowiazkowe (diverse delen, 1973-1998) [selectie]
Vertaald door Gerard Rasch



Nog enkele losse citaten:

We hebben onze dromen, maar zo nonchalant, zo onprecies: ‘Ik wil een vogel zijn,’ zegt deze of gene. Maar als het ongehoorzame lot hem in een kalkoen zou veranderen, zou hij zich bedrogen voelen. Want dat bedoelde hij niet.

[..]

Elk instinct lijkt mij iets om jaloers op te zijn.

[...]

Met kitsch is het als met een tijger. Zolang hij leeft, probeer je hem genadeloos van je af te slaan. Wanneer hij eenmaal dood is, wordt zijn gelooide huid het sieraad van de salon, en iedereen klakt met de tong, wat is hij mooi, en aait hem over zijn kop.

[...]

Andersen vond dat je niet moet proberen goed te zijn omdat dat loont (wat de moraliserende verhaaltjes van vandaag beweren, maar wat in deze wereld niet altijd waar is), maar omdat het kwaad uit intellectuele en emotionele beperkingen voortkomt en de enige vorm van armoede is die men moet verafschuwen.

[...]

Soms desintegreert een goede verbinding van twee elementen plotseling als gevolg van een derde substantie, en dan verbindt het ene element zich met de indringer, terwijl het andere, afgestoten, in het luchtledige oplost. De nieuwe verbinding blijkt sterker dan de vorige. Dit is de ‘natuurlijke verwantschap’, hoewel ‘natuurlijk’ hier eerder een misleidend, ironisch woord voor ‘noodzakelijk’ is. Dat Goethe de menselijke neigingen spiegelde aan de amorele wetten van de natuur was zelfs voor de aanbidders van de meester geen geringe schok. Voor het achttiende-eeuwse rationalisme zag dit er te fatalistisch uit, werd het aandeel van de rede te openlijk genegeerd. Voor de opkomende romantiek was het te wetenschappelijk, te onmenselijk en onpersoonlijk.

[...]

Desnoods kun je in een autobiografie die enige tientallen bladzijden beslaat eerlijk blijven, maar twaalf delen lang – zo lang houdt zelfs een heilige zich niet in bedwang.

§5294 · Friday 3 February 2012 · recensies · Tags: 1998, columns, literatuurkritiek, Nobelprijswinnaars, Poolse schrijvers, schrijfsters, uitgeverij Meulenhoff, vertaald uit het Pools, Wisława Szymborska · [Print]
[Mail dit bericht]Save on DeliciousSubmit to RedditDigg itStore on FurlFave on Technorati

--------------------------------------------------------------------------------



http://www.standaard.be/artikel/detail. ... 120203_226

Lech
Berichten: 4954
Lid geworden op: vr aug 19, 2011 12:30 pm

Re: Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Bericht door Lech » di feb 07, 2012 6:30 am

IN MEMORIAM: “Over de dood, zonder overdrijving” Wisława Szymborska (1923-2012) door Kris van Heuckelom (KUL – Katholieke Universiteit Leuven)

Naar aanleiding van het overlijden van Wisława Szymborska heeft Kris Van Heuckelom, docent Poolse taal-en letterkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven, op verzoek van de Poolse Ambassade in België, een artikel geschreven over haar leven en werk.

“Over de dood, zonder overdrijving” Wisława Szymborska (1923-2012)

Er zijn weinig of geen buitenlandse dichters van wie elke nieuwe bundel vrijwel meteen na verschijnen in de oorspronkelijke taal naar het Nederlands vertaald wordt. Het feit dat het voorbije decennium maar liefst drie bundels van de Poolse dichteres Wisława Szymborska (1923-2012) een aparte Nederlandse uitgave kregen (Het moment in 2003, Dubbele punt in 2007 en Hier in 2009), zegt ongetwijfeld iets over de populariteit die haar poëzie sinds 1996 (het jaar dat ze bekroond werd met de Nobelprijs voor literatuur) in het Nederlandse taalgebied genoot en nog steeds geniet. Vertalingen van haar werk kenden in de Lage Landen ettelijke heruitgaven en opmerkelijk hoge oplagen, en de enkele losse gedichten die Szymborska de voorbije jaren nog aan het Poolse lezerspubliek prijsgaf, werden meestal meteen opgepikt door Vlaamse en Nederlandse literaire tijdschriften.

Een bekende foto van Szymborska toont het gelaat van de Nobelprijswinnares deels gehuld achter een flinke walm sigarettenrook. De minzame Szymborska was zoals bekend een notoire nicotineverslaafde, in die mate zelfs dat ze het als verstokte rookster aandurfde even weg te glippen van een Nobelprijsreceptie (dat ze op die rookpauze vergezeld werd door niemand minder dan de Zweedse koning, maakte het allemaal ongetwijfeld minder erg). Het is die jarenlange rookverslaving die de dichteres, op 1 februari in Krakau overleden aan de gevolgen van longkanker, uiteindelijk ook fataal werd. Het rookgordijn waarachter Szymborska op de genoemde iconische foto schuilgaat, kan meteen ook symbool staan voor de welhaast spreekwoordelijk geworden terughoudendheid en schuwheid waarmee de dichteres zich in het ware leven en in haar poëzie placht bloot te geven. Als Szymborska zich al uitsprak over haar werk, dan benadrukte ze daarbij vooral de frisheid die een gedicht als taalbouwsel moet uitstralen: “In elk gedicht moet je de indruk hebben dat juist deze en geen andere woorden al eeuwen liggen te wachten om elkaar te ontmoeten en tot een enige, onlosmakelijke eenheid te vergroeien. [...] Het zijn immers dezelfde woorden die in woordenboeken dood zijn of in de spreektaal ons leven leiden. Hoe komt het dan toch dat ze in de poëzie feestelijk schitteren, alsof ze volkomen nieuw zijn en pas door de dichter zijn ontdekt?” In het geval van Szymborska’s eigen werk betekent dat eerst en vooral: tijdloze poëzie die de actualiteit ver achter zich laat en die langs sluikse omwegen en vanuit verrassende invalshoeken de “grote levensvragen” op de lezer afstuurt. Dat betekent ook: fijnzinnige humor, milde ironie, geraffineerde woordspelingen, ingenieuze paradoxen en verbluffende pointes. Neem bijvoorbeeld het gedicht Perspectief uit haar voorlaatste bundel Dubbele punt. Het gedicht begint als een schijnbaar diepernstig verhaal over hoe twee geliefden in de dagelijkse sleur van het leven van elkaar vervreemd geraken. De meligheid en de pseudotragiek die zich daarbij onvermijdelijk opdringen, worden door de dichteres vakkundig de nek omgewrongen in de slotverzen van het gedicht, die het geheel op een ander niveau tillen: “En ik, maar eventjes / zeker van wat ik zag, / probeer nu in een toevallig gedichtje / u, lezers, te doen geloven, / dat dit verdrietig was.” Of lees het beklijvende gedicht Negatief uit Szymborska’s eerdere bundel Het moment, een ogenschijnlijk eenvoudig gedicht dat vanuit de simpele observatie van een fotonegatiefje de traditionele verhouding tussen levenden en doden op losse schroeven zet.

Uit teksten als deze blijkt dat Szymborska’s werk zowel poëticaal als filosofisch heel wat affiniteit vertoont met dat van barokdichters. Het fundament bij uitstek van haar poëzie is het concetto, een geestige inval of vondst die de lezer verrast of op het verkeerde been zet en hem de dingen vanuit een nieuw perspectief laat bekijken. Dat ze daarbij ongebreideld en met een onfeilbaar taalgevoel parasiteert op allerhande niet-literaire stijlen en teksttypen (advertenties, reclameteksten, weerberichten, necrologieën, recensies, een curriculum vitae, …), maakt haar poëzie zo mogelijk nog attractiever. Afgezien van dat “conceptisme” vormen ook de onvermijdelijke botsing tussen tegenstellingen en het eeuwig balanceren tussen verwondering en vertwijfeling sinds jaar en dag constanten in Szymborska’s agnostische poëtische conditie. Andere typische “ingrediënten” die Szymborska’s poëzie doordringen: het zich inleven in perspectieven die zich aan het menselijke bewustzijn onttrekken, bijvoorbeeld de leefwereld van dieren en planten (Szymborska was een groot natuurliefhebster); het opvoeren van bekende figuren uit de klassieke mythologie en de westerse (cultuur)geschiedenis; een niet aflatende neiging om zich andere “mogelijke werelden” voor te stellen (onder het motto: hoe anders zou alles gelopen zijn als dit of dat wel of niet was gebeurd?). En ook al is Szymborska’s oeuvre vrij bescheiden in omvang (hooguit een 250-tal gedichten), toch tekent zich in dat beperkte corpus een kluwen van cross-references af, losse eindjes die ergens gedropt en op een later ogenblik, vanuit een andere invalshoek, weer opgeraapt worden.

Szymborska’s leven was geen aaneenrijging van breukmomenten en abrupte wendingen, maar werd in grote mate gekenmerkt door continuïteit en alledaagsheid. De dichteres woonde meer dan zeventig jaar lang in de Zuid-Poolse stad Krakau en heeft die stek — buiten een aantal occasionele reizen in binnen- en buitenland — ook nooit verlaten. Na de Tweede Wereldoorlog werd ze een sympathisante van het door de sovjets geïnstalleerde communistische bewind en zette ze meteen ook haar eerste stappen als dichteres. Haar studies aan de universiteit van Krakau brak ze, om financiële redenen, voortijdig af. In diezelfde periode verliet ze het ouderlijk huis om in het huwelijk te treden met de linkse schrijver en criticus Adam Włodek. Haar toenmalige engagement voor het communistische bewind was — zoals ze later zou verklaren — oprecht en zeker niet ingegeven door opportunisme, maar het betekende wel dat haar vroege gedichten een sterke ideologische stempel droegen. Het zijn deze “premature” gedichten die Szymborska lange tijd zouden blijven achtervolgen, vooral toen haar werk vanaf de jaren negentig steeds meer in de belangstelling kwam te staan en er vanuit rechtse politieke hoek stevig werd ingebeukt op haar communistische verleden.

Gaandeweg verloor Szymborska echter haar geloof in het communisme en nam ze afstand van het regime, eerst door zich in 1966 te laten uitschrijven als lid van de communistische partij, later door bij de ondergrondse oppositie te gaan aanleunen. Op literair vlak was die ommekeer al eerder gebeurd, met name met de in 1957 verschenen bundel Roepen naar Yeti, die Szymborska als haar tweede debuut beschouwde en die vrij was van propagandistische neigingen. Naast een gewaardeerd dichteres was Szymborska overigens ook jarenlang medewerkster van het Poolse literatuurtijdschrift Het literaire leven. Ze schreef in die hoedanigheid niet alleen feuilletons en recensies (in het Nederlands samengebracht in de bundel Onverplichte lectuur), maar was ook jarenlang verantwoordelijk voor de beoordeling van en de correspondentie met inzendende debutanten. Ze kweet zich van die taak met de haar eigen fijnzinnige ironie. Zo kreeg een would-be schrijver ooit van Szymborska te horen: “Als uw echtgenote zegt ‘hou toch op met dat geschrijf’, heeft ze vanuit stilistisch oogpunt zeker niet gelijk. Maar de essentie van haar uitspraak is zeker juist.” Aan een andere inzender antwoordde ze dan weer: “De meeste vindingrijkheid legt u aan de dag bij het verzinnen van namen van helden. Maar dat is te weinig voor een geslaagd sciencefictionverhaal. U zou wel een bijzonder interessant telefoonboek kunnen schrijven.” En als er niet meteen een geldig excuus voor niet-publicatie voorhanden was, werd het iets in de volgende trant: “Vanw. pap. geb. kun. we niet in det. uitl. waar. we afz. van publ.”.

Deze tekstjes laten meteen ook zien dat humor een centrale plaats bekleedde in Szymborska’s leefwereld, zowel literair als privé. Haar creativiteit geraakte ze in de loop der jaren niet alleen kwijt in haar poëzie, maar ook in allerlei ludieke artistieke spin offs. Zo was ze een verwoed schrijfster van limericks en is ze in die hoedanigheid een van de gangmaaksters geworden van de Poolse variant van het light verse. Niet alleen verbaal, maar ook plastisch was Szymborska overigens erg bedreven, met name als de auteur van zelf-gefabriceerde, humoristische collages die ze haar vrienden en kennissen bij de meest uiteenlopende gelegenheden toestuurde. Deze amateuristische plaksels berustten meestal op een originele combinatie — of beter gezegd: confrontatie — van woord en beeld, bijeengesprokkeld in oude kranten en tijdschriften. Die in privékring gecultiveerde speelsheid en humor vormden in de hoogdagen van het communisme ongetwijfeld een middel om zich tegen de bombast van het officiële politieke discours en de grauwheid van het dagelijks leven in de Poolse Volksrepubliek af te zetten. Tegelijkertijd waren die ludieke escapades en de vele practical jokes die Szymborska in elkaar placht te steken, ook een masker waarachter de dichteres zich voor de buitenwereld en de mensen in haar onmiddellijke omgeving verschool. Szymborska, die het principe van “emotionele hygiëne” (geen persoonlijke ontboezemingen aan derden!) altijd hoog in het vaandel droeg, was ook in haar contacten met vrienden en kennissen niet geneigd veel van zichzelf bloot te geven.

Een persoon die vanaf de tweede helft van de jaren zestig een prominente rol speelde in haar biografie en met wie ze bijna een kwarteeuw lief en leed deelde, was de Poolse schrijver Kornel Filipowicz. Met haar nieuwe levensgezel had ze onder meer een passie voor verzamelen gemeen en schuimde ze volop vlooienmarkten af, op zoek naar oude ansichtkaarten, prullen en andere kitscherige curiosa. Deze bijzondere gehechtheid aan het marginale en het prullerige lijkt ook een zekere relevantie te bezitten voor Szymborska’s dichterschap. Zo liet ze zich in een van haar feuilletons ontvallen: “Een dichter kan niet volgen, een dichter strompelt ergens achteraan. Tot zijn verdediging kan hij nog aanvoeren dat er nu eenmaal altijd iemand achteraan moet strompelen. Al was het maar om de in de triomfantelijke stoet van objectieve wetten vertrapte en verloren dingen op te rapen.” Szymborska treedt in haar poëzie dan ook naar voren als een eigentijdse poeta doctus die haar kennis en kunde niet alleen uit geleerde boeken haalt, maar zich ook (en vooral) laat inspireren door (zogezegd triviale) fenomenen als tv-series, quizzen, kaartspelen enz. Op die manier vormen haar lichtvoetige (maar allesbehalve lichtzinnige!) gedichten meteen ook een dankbaar tegengewicht voor het “zwaardere” – want intellectueel meer doorwrochte – werk van die andere Poolse Nobelprijswinnaar, de in 2003 overleden dichter en essayist Czesław Miłosz.

De aangehaalde prozastukken van Szymborska werden geciteerd naar: Anna Bikont & Joanna Szczęsna, Wisława Szymborska: prullaria, dromen en vrienden, Breda, De Geus, 2007, 331 p. (Vertaald uit het Pools door Karol Lesman)
Het gedicht Over de dood, zonder overdrijving werd geciteerd naar: Wisława Szymborska, Uitzicht met zandkorrel (Rainbow essentials 18), Amsterdam, Muntinga, 2001, 183 p. (Vertaald uit het Pools door Gerard Rasch)
Het gedicht Perspectief werd geciteerd naar: Wisława Szymborska, Dubbele punt: gedichten, Breda: De Geus Breda, 2007, 39 p. (Vertaald uit het Pools door Karol Lesman)

Auteur: Kris Van Heuckelom

Kris Van Heuckelom (1976) is sinds 2006 als docent Poolse taal- en letterkunde verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Voordien was hij als onderzoeker werkzaam aan o.a. de Universiteit van Warschau, de Jagiellonenuniversiteit in Krakau en de University of Chicago. Zijn voornaamste onderzoeksinteresses zijn hedendaagse Poolse literatuur, visuele cultuur, vertaalwetenschap en Pools-joodse relaties. Zijn meest recente boek is (Un)masking Bruno Schulz. New Combinations, Further Fragmentations, Ultimate Reintegrations. (Rodopi 2009, in coredactie met Dieter De Bruyn). Op dit ogenblik werkt hij aan een boek over de representatie van Poolse migranten in de Europese cinema sinds 1989 en een bloemlezing uit het werk van Adam Zagajewski (samen met René Smeets).

Bron: Poolsecultuur.eu

Uit ons archief
AANBEVOLEN – TV: Documentaire over Wislawa Szymborska -11.06.2011 “Einde en begin – een ontmoeting met Wislawa Szymborska” van John Albert Jansen

http://www.polonia.nl/?p=7559

Lech
Berichten: 4954
Lid geworden op: vr aug 19, 2011 12:30 pm

Re: Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Bericht door Lech » za feb 25, 2012 7:44 pm

Documentaire Filmportret van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska (1923), die in 1996 de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Een reis door haar oeuvre en de Poolse geschiedenis aan de hand van haar gedichten

Volg de link: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1238331

Gebruikersavatar
Wilhelmus Johannes
Berichten: 2833
Lid geworden op: di aug 30, 2011 7:21 pm

Re: Poolse dichteres Wislawa Szymborska overleden

Bericht door Wilhelmus Johannes » za mar 17, 2012 10:46 am

za 17 mrt 2012, 11:23

Ongepubliceerde gedichten Szymborska gevonden

WARSCHAU/KRAKAU - Vroegere medewerkers van Wislawa Szymborska hebben een bundel ongepubliceerde gedichten van de vorige maand overleden Poolse dichteres gevonden. Daaronder zijn ook enkele erotische gedichten, meldde de krant Gazeta Wyborcza zaterdag. Szymborska schreef ze in 1949.

Michal Rusinek, die jaren de particulier secretaris van de Nobelprijswinnares is geweest, kwamen de gedichten niet door de censuur van de communisten, omdat zij niet aan hun sociaalrealistische opvattingen voldeden. De bundel werd ontdekt toen de woning van Szymborska werd leeggeruimd. „Dit is een typisch jeugdwerk, niet het werk van de rijpe dichteres aan wie we gewend zijn”, aldus Rusinek. Hij hoopt een uitgever te vinden die de bundel wil publiceren.

Szymborska (88) overleed op 1 februari aan longkanker. Zij werd in 1996 onderscheiden met de Nobelprijs voor Literatuur.

http://www.telegraaf.nl/buitenland/1173 ... den__.html

Plaats reactie