Verhalen van Ome Willem

Al uw reisverhalen, fotoverslagen die niets met Polen te maken hebben, maar die u wel graag wil delen, mogen hier geplaatst worden
admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo dec 30, 2012 10:47 pm

Onstuimig gierde de wind over de bergkam van de Zwarte Bergen (montange Noir), boomtoppen zwiepten heen en weer, blad en takken werden onheilspellend meegesleurd terwijl ik met het Dafje vanaf Mazemet met een slingerweg naar boven klauterde, steeds hoger, terwijl ik over een enorme lichtzee heen keek, twinkelend in de najaarstorm; het liep al tegen elven.

Wachten is nooit leuk, zeker als je nog veel te doen hebt, maar je moet er wat van maken en met een graad of tien was ik van de wachtplek weggefietst, even de stad in, altijd leuk, buiten het toeristenseizoen. In de binnenstad zelf was het nog aangenamer, enkele uitbaters schroomden niet nog stoeltjes buiten te zetten en zo hier en daar werd een terrasje gepikt; ik deed even mee met een koffie.

Rond enen keerde ik terug, maar het zou tot stipt drie uur duren voordat ik het voertuig aan het dok kon zetten.

In die twee uur, dus tussen één en drie verblijf ik in een klein hok met een loket, aan de achterzijde een koffieautomaat en de ruimte, vol met collega's, allemaal in een oranje of geel fluoriserend hesje, wachtend, zo nu en dan diep ademend, door elkaar pratend, en apathisch gelaten, soms mopperend.
Achter het loket een iemand dat het midden houdt tussen een dametje en een meisje dat waarschijnlijk nog maar pas de school had verlaten, kauwgom kauwend terwijl ze steeds met een handgebaar een zwarte haarlok die voor haar ogen zit, opzij duwt.
Duidelijk een flexwerkster, iets, dat ook in Frankrijk, en zeker bij dit soort (on)logistieke bedrijven, veelvuldig voorkomt.

Al zoekend bekijkt ze de vrachtbrieven, het duplikaat, onnodig, want daar staat niet iets anders, dan speurt ze radeloos de gestreepte kompjoeterlijsten af en ik vroeg mij af of ze wel wist wat ze zocht; warrig kijkt ze tussen één van de vele stapels papier; ze lijkt het huilen nabij.

Dat gaat zo een kwartier door, steeds met dezelfde chauffeur en in de wachtrij steeds meer opphuu en merde-uitroepen. Tussendoor komen medewerkers van het bedrijf langs die het dametje begroeten, of z'n Frans, dus 't meisje gaat staan en er worden drie kusjes uitgewisseld en een kletspraatje gehouden en daarna tracht ze weer verder te gaan waar ze -niet- mee bezig was terwijl de wachtrij aandikt.
Een Franstalige Belg met een lding pindaatjes blijkt een dag te laat en wordt niet gelost. Ook morgen niet, want er moet eerst een nieuwe afspraak gemaakt worden.

Eindelijk, Om half vier begon men bij mij met lossen en na vijf minuten was de bubs, na 22 uur wachten, er uit: lang leve de Franse logistiek: nog even moest ik bij de wardame langs voor een afgetekende vrachtbrief; ook die was ze weer even kwijt.

Meteen scheerde ik weg, scheerde ik op weg naar Albi, toch nog een aardig eindje. Net in de spits trotseerde ik het fileverkeer van Montpellier en dook aan de noordkant de weg naar Millau op. Inmiddels werd het donker, ja, het was donker toen ik de steile klim naar Le Caylar nam, Le Caylar waar ik er ook af ging om via Cornus, met een straatje waar ik net door kon, en Fondamente naar Saint Affrique reisde, een wegje zeker voor de toerist een niet te versmaden uitstapje.

Vandaar naar toog ik naar Albi, of eigenlijk, nog even verder, ten noorden er van, Carmaux. Zowaar, er waren nog lui aan het werk en zelfs genegen de vracht meteen in ontvangst te nemen, zodat ik meteen weer verder kon, de nacht weer in.

Zoveel had ik niet gereden, dus ik maakte gebruik van de stilte: als een jachtluipaard snelde ik terug langs Albi en via Realmont kwam ik nog voor tienen langs Castres. Bijna niemand meer op de weg, het begon vreselijk te waaien en snelle wolken scheerden langs maan en sterren.


Tussen Mazemet en Carcassonne kwam ik niemand meer tegen en alles om mij heen leek verlaten.

Alleen de gierende wind, die zelfs op de parkeerplek vlak voor Carcassonne nog goed voelbaar is, is duidelijk aanwezig.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo dec 30, 2012 10:47 pm

Al jaren irriteer ik mij er aan, speciaal in Frankrijk, aan die smaakloze vertoning zo rond kerst. Opeens werden, vanaf zo'n vijftien jaar geleden, overal en jaar op jaar steeds meer de gevels ontsiert door een rood mannetje op een ladder of bovenop een schoorsteen gezet, ontdaan van elke devotie van kerst dat natuurlijk geen malle moer met de één of andere kerstman uit Magog, of in ieder geval vanuit het noorden, te maken heeft.

De donderdag verliep voorspoedig, al was het nog een hele toer: zes adressen ophalen in de Languedoc dat zijn naam te danken heeft aan de taal die in de streek wordt gesproken, de langue d' occitanië en bij binnenkomst van dorpen zijn de namen vaak met twee namen aangeduid: het Frans en het Occitán; er bestaat zelfs een Kuifje in het occitan!

Hoe plaatsnamen ontstaan is vaak met een hele voorafgaande geschiedenis, maar desalniettemin is het geven van een -eerste- naam aan een oude plaats of stad gehuld in de duisternis van een ver verleden, ja, zelfs vaak door een wolk van mystieke mysterie omgeven.


Even na achten kon ik weer verder, het eerste adresje zat in Villemoustaussou, een hele mond vol, een dorpje net boven Carcassonne en een adresje waar ik wel eerder kwam: binnen een kwartiertje was het er in en kon ik weer op weg, naar het tweede adresje, in Ouveillan zodat ik even de "oude" weg naar Narbonne op reed en na een kilometer links af ging en over Trébes en Marseillette de D 610 op snorde, voorheen dé weg van Montpellier naar Carcassonne, nu afgewaardeerd tot een eenvoudig provinciewegje.
Zo verging het ook ooit namen aan mensen. In een grijs verleden gaven in veel culturen de ouders het kind een stukje van de geschiedenis mee, bij veel indianenstammen werden kinderen naar het eerste dier dat de moeder -of vader- na de geboorte zag, genoemd en daartussen nog veel schakeringen. Echter was er tenminste één volk waar niet de ouders het kind de naam gaven, maar een geestelijke, de priester, het oude Joodse volk. Daarmee verkreeg het kind een naam vanuit de Bovenwereld, alsof er een goddelijke verbinding tot stand gebracht werd.

Maar gelukkig werd het crisis, gelukkig ja, want als er de huidige crisis ergens goed voor is geweest is het voor het substantieel afnemen van die onsmakelijke kerstmannenmanie in Frankrijk, kennelijk ingegeven door een te hoog elektragebruik, in iedergeval zijn ze zienderogen afgenomen en alleen zo hier en daar zie je nog ergens zo'n maloot roodverlicht op een laddertje staan.

Het was nauwelijks een uurtje rijden, maar toch, aangekomen bij het adres, bleek ik pech te hebben: ik had een andere auto vóór me, dus dat ging even kostbare tijd kosten.
Maar niet teveel, zo bleek even later, want nog voor elven kon ik verder, op weg naar nummer drie die zich in Narbonne-Plage bevond, maar toen ik daar aankwam raakte de eigenaar in wilde paniek en begon maar meteen te roepen dat het wel avond zou worden omdat er dan iemand zou zijn die de "papieren" kon maken. Uiteraard konden we daar niet op wachten en toen dát bleek, kon de eigenaar opeens meteen de benodigde papieren te kunnen vervaardigen en rond half twaalf reed ik al weer verder; buiten een wijn- ook een paniekboer dus.

Echter zoals zo vaak sloop het gebruik van de omliggende gojim de oude Joodse Thorawijsing en de traditie van de Tenach binnen en begon men kinderen te noemen naar iemand van de voorouders, een gewoonte dat in onze Europese cultuur vroeger veel, en tegenwoordig nog steeds, zei het in mindere mate, in gebruik is, een traditie overigens die, wat mij betreft, tenminste nog "iets" heeft: je geeft immers niet "zomaar" een naam.


Na Pierre Paniek (ja ja, die naam geef ik even) snorde ik verder, nu naar een adresje in Mèze, of liever, opzij van Mèze, langs het water van de Bassin du Thau, midden tussen prachtige, nu kale, wijngaarden waar ondanks de lunchtijd (ik was er om één uur) de handel er meteen in werd gezet, papieren er bij en weg was ik weer, nu op weg naar JeanJean, een niet zo "best" adres omdat daar altijd in slaktempo wordt geladen en het daarvoor vaak op je beurt wachten is, maar toen ik vanaf de weg zag, dat er niemand stond, snelde ik er maar meteen naar binnen: nu zou het toch wel binnen "afzienbare" tijd geregeld -kunnen- zijn.

Kort voor onze jaartelling was bij het Oude Volk het vernoemen inmiddels algemeen gebruik geworden; niemand droeg het kind nog op in de sjoe of de tempel om het kind een naam door de priester te laten geven: dat hadden de ouders al gedaan, dat in tegenstelling tot de oude zogenoemde geslachtsregisters die in de Tenach zijn te vinden: daar vindt eigenlijk nooit een vernoeming plaats.

Kunnen, ja, maar het begon er al mee dat ze een pallet extra te laden had en of ik daar plaats voor had. welnu, dat had ik, dus begon het laden, één voor één terwijl ik, om mij aan het trage tempo niet te ergeren, een schaakpartij tegen de Zwarte Bes speelde: een half uur later werd pallet tien naar binnen gereden. "Nog één dus", dacht ik nog toen ik een pion voor kwam te staan. Maar die ene, die laatste, die kwam maar niet en toen ik er na een uur wachten (!!) achter kwam dat die laatste pallet niet gereed was en ze hem aan het inpakken waren én dat het nog wel een uurtje kon duren, gaf ik te kennen die laatste pallet niet mee te nemen, ja, ik schoot en passant -ik was toch aan het schaken- uit mijn klomp en vroeg of ze het wel allemaal op een rijtje hadden; ik had er immers
nog eentje te gaan.

Inmiddels hadden de lui van JeanJean, zeker nadat ik ze meedeelde dat de naam CochonCochon beter bij hen paste, in de gaten dat ik ontstemd was en kreeg, na een boel poespas de papieren mee en vertrok na de laatste klant die er, nog net voor zessen, in zat.

De geschiedschrijvers van rond de jaartelling beschrijven het ook: de herkomst van een naam aan het kind kwam, in die dagen, volgens de gewoonte van de gojim, bij de voorouders vandaan. Overigens kunnen tradities en gewoonten van de gojim hoopvol, goed en, vooral, zinvol zijn, al is het maar voor een korte tijd, zoals het instellen van kerstfeest als het lichtfeest juist na de kortste dag.


De avond viel reeds, de kar was vol en ik had nog ruim zes rij-uren over, dus reed ik door de donkere nacht om koerst te zetten naar het noorden. Onderweg regende het ontzettend en om een uur of tien wilde ik stoppen, maar de Europese wetgeving liet dat niet toe, zo wilde ik vandaag nog thuiskomen: immers, vandaag een uurtje eerder stoppen betekend niet dat je de volgende dag een uurtje langer door kan gaan. Zo reed ik, tegen de gewoonte in, verder, tot na elven, tot net even voor Moulins, tien uur voor huis.

De volgende dag, vandaag dus, ging ik verder, door voortdurend stromende regen, en ik ben nog minder dan vier uur van huis. Onderweg, door al dat water, voelde ik mij net varend op een boot, trotserend de Franse golven.


Vervolgens beschrijven de geschiedschrijvers dat het Kind geen naam krijgt van voorouders, maar dat het zou geschieden volgens de oude regels van de Thora; een naam die gezuiverd en die naam kent nog steeds iedereen, zowel in een vloek als in een zucht.

En daar kan Santaklaus nooit niet tegenop.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo dec 30, 2012 10:48 pm

Voorbij is ze weer, de zonnewende, en terwijl ik mij vanmorgen weer zuidwaarts keerde, vertrok de zon vanuit de verre gewelven van de Steenbok mij tegemoet om weer koers te zetten naar het domein van de Kreeft waardoor onze waters warmer worden, onze dagen onverbiddelijk lengen gaan.

Al eeuwen werd er voormaals over gesproken en al eeuwen was het te zien, dat duisternis steeds wijkt voor licht, door de zon, door een kaars, maar ook door een stem met gesproken woorden, lichtbrengende woorden in duister; de puzzel viel samen en alle stukje op z'n plek, terwijl niemand het in de gaten had, ten tijde van Cyrénius, óók hij niet.

Een merkwaardige morgen, doodstil, alsof ver voorbije jaren waren weergekeerd; tot voorbij Maastricht bijna niemand op de weg en ik moest diep afdalen en speuren in de schuilhoeken van mijn geheugen om mij te herinneren wanneer het voor 't laatst zó stil was op de weg.

Net zoals vóór Hem Socrates werd niets van Hem op papier bewaard: alles van en over Hem werd door anderen in woorden getekend: voor zover ik weet schreef Socrates nooit één letter, van Hem is bekend dat hij eenmaal schreef: in het zand.

Ook België was stiller dan normaal terwijl de regen in stromen neerkwam. Hier en daar had ik zicht op de dalen waar regelmatig drassige plekken en woeststromende beekjes waren te zien: het bleef maar doorgaan en met achtergedachten overdacht ik allerlei metaforen met mijn geest: de woeste stromen, het reinigende water. Natuurlijk had ik muziek op. Muziek!

De wereld, de mensheid, vroeg om een oplossing, op verlossing wellicht, wie of wat rechtvaardigt eigenlijk het bestaan? Krankzinnige oorlogen woeden voort, hongersnoden, uitbuiting, ja, zelfs onrechtvaardige slavernij in ons eigen Europa waar niemand iets aan doet. Niemand! Mensen worden illegaal verklaard! Mensen! Het zijn de rauwe kreten van de wanklank die ik hoor; mijn innerlijk verzet zich en wanklank is geen muziek.


Luxemburg, daar was een gat waar voor even het licht van de zon op de terugweg doorbrak, maar daarna ging het onverminderd door, zware, hevige buien in Lotharingen, tot aan Nancy aan toe. Muziek van La Finta Giardiniera inspireerde mij, deed mij afdalen in de diepte van mijn ziel, mij opwieken naar geestelijk hoogten, als een kloosterlama die even boven de grond zweeft.

Een nieuw woord kwam de wereld binnen, een eeuwig woord dat zich rusteloos door voorbije eeuwen voortbewoog, zonder ophouden, een Woord dat tot nadenken stemt, een boodschap, troostend, en ook oordelend: wie denken wij wel dat we zijn, wij, die door de geschiedenis zullen worden achterhaald? Ooit komt er een tijd die geen tijd meer heeft.


Het was pas twee uur, de regen maakte plaats voor steeds minder wolken, ja, voor vriendelijk weer zelfs, terwijl oostelijk de maan zich reeds liet zien en ik zag de verre zon zich hijgend achter wolken stoppen, steeds verder, tergens langzaam, naar de horizon zakken en toen ik langs de klimmende rotswand bij Besançon reed, viel reeds de avond in, mijn geest draafde intussen voort van het denken.

Het verkeer was inmiddels aardig op gang gekomen, personenverkeer. Vrachtverkeer nauwelijks en zo rond achten had ik mijn bestemming bereikt. Onderweg speurde ik de hemel af, zag de maan tussen de Orion en Ram in staan en daar vlak bij een dwaalster. Daar, in de hemelse gewesten, gebeurt altijd wel wat, maar wat? Wat moest die dwaalster daar?

Mijn ziel wandelt verder in diepe duizel over een smal zanderig bergpad. Opeens struikel ik en tuimel voorover en met mijn geest zie ik hoe mijn ziel zich schaaft aan het ruwe, grove, zand; in een reflex grijp naar mijn verzwikte enkel, al liggend kijk ik om. "Auw"! Alles doet me pijn en er komt bloed uit de schaafwonden van mijn ziel; ook de hand die mijn enkel greep, drupt. Dan zie ik het liggen; waar ik over viel.

Woorden in het zand. Met mijn bloedhand grijp ik er naar.

Als een laatste stohalm.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo dec 30, 2012 10:56 pm

In alle vroegte, op een tijd dat normale mensen zich nog een keer omdraaien, stond de truck al aan het dok; ik wandelde de loods binnen en zag, dat twee meiden de kar leeg aan het rijden waren, twee mevrouwen, ongeveer een jaar of dertig, met groffe werkkleding aan waardoor van hun vrouwzijn weinig meer te zien was, twee vrouwen, verlaagd tot het doen van ruwe arbeid, maar ja, dat is nu eenmaal de moderne maatschappij.

Het jaar, dat recentelijk nog nieuw was, taant ten einde, tijd dus, voor de jaarcijfers, al zijn ze nog niet allen voorhanden. Wel, dat ik, naast Nederland, in tien andere landen overnachtte en dat er bij de kilometerstand met ruim honderdduizend kilometer opgeteld werd; maandag zullen we weten hoeveel precies.

Rond zes uur vertrok ik weer, de verlaten wegen, de donkere morgen in en onderweg, tussen Villefrance en Macon, steken regelmatig konijnen de N-7 over waarbij ze regelmatig recht op het licht aflopen; ik kan ze door knipperen net ontwijken; onwillekeurig moet ik aan kabinet Rutte 2 denken, maar even weer ik niet waarom.

Koffie in Macon, daar wacht ik de geboorte van de nieuwe dag af, dus rond half negen snor ik verder en besluit bij Chalon de N-6 op te gaan, door de Bourgondische heuvels en gaarden, een weg met verlaten hotels en wegkwijnende tankstations, een soort route 66, al heb ik die weg nooit afgelegd. Onderweg, vooral na Châtillon sur Seine, werd ik door een grimmig noodweer overvallen. Regen, veel regen, opgezweept door een westerstorm, adembenemend en al schuddens voerde ik voort over kletsnat asfalt. Overal drassige gronden, rivieren en beekjes die oeverloos door het water werden voortgestuwd; hier en daar ontstonden enorme watervlakten.

Een tweede stop hield ik bij een enorm winkelcentrum te Châlons en Champagne en toen ik daar na een uurtje weer weg reed viel het duister weer in terwijl ik voortging door guur weer en over ijzingwekkend stille wegen; ik waande mij op een andere planeet: tussen Suippes en Mazargan kwam ik niet één auto tegen. Konijnen trouwens ook niet, maar wel viel het kwartje waarom ik daarbij zo aan Rutte dacht.

In de avond wist ik het Belgische Charleroi nog te bereiken, had zelfs nog tijd over, maar ik vond het zo wel genoeg. Konijnen zien een veelbelovend licht, ze snellen er op af, maar dan... een jager schiet, of ze vinden hun einde door een aanstormend voertuig, en net zoals Rutte en zijn kabinet zijn verblind door de Europese drie procenten, de doodsteek voor een toch al teruglopende economie.

Een jaar, spoedig, ten einde, ten einde raad.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » do jan 03, 2013 5:54 pm

Niet lang meer, of we worden door storm en regen het jaar 2012 uitgeblazen, een jaar in, het jaar 2013 in waar mij een somber voorgevoel overvalt, alsof de geschiedenis zich herhalen zal; de symptomen wijzen er op.

Het was het jaar dat Godfried Bomans, Richard Nixon, Willy Brand en Simon Carmiggelt het levenslicht zagen, het jaar dat met zijn Balkanoorlogen het voorspel vormde voor die eerste, wrede en onmenselijke wereldoorlog, 1913, het jaar dat het Vredespaleis in augustus door koningin Wilhelmina werd geopend, een jaar ook dat, en dat is toch wel tekenend, er octrooi werd verleent op de ritssluiting. Het jaar dat niet alleen de gele trui werd ingevoerd, maar ook het jaar dat Philippe Thys de eerste winnaar daarvan werd.

Straks reeds, honderd jaren gingen voorbij, honderd jaren na het kabinet Cort van der Linden, na Kafka's Urteil, na Herakles van Louis Couperus en na de primaire van Le sacre du printemps van Igor Strawinsky en de jaren sleepten zich, jaar na jaar, maar voort, zonder ophouden en elk jaar had genoeg, meer dan genoeg aan zijn eigen kwaad.

We zijn straks weer verder, honderd jaren nadat in Lambaréné Albert Schweitzer in Afrika zijn ziekenhuis begon en daarna, in die honderd jaar daarna, is er vreselijk veel gebeurd; slechts enkele hebben met hun leven deze jaren weten te overbruggen, de meer dan honderd jarigen onder ons.

Na mijn laatste Franse rit sukkel ik, min of meer, het jaar uit, weemoedig terugkijkend op de voorbij gegleden tijden. Zaterdag nog verpoosde ik, op uitnodiging van medewijn- muziek- en schaakliefhebber Kees een middag in De Batavier, speelde een toernooi met koning, pion en raadsheer met relatief veel jongeren die de kunst goed verstonden; sommigen waren werkelijk kanonnen met torenhoge elo's, van dik boven de 2.000.

Temidden van hen een oude bekende, Joost, ik had hem jaren niet gezien, Joost van Steenis, 74 jaar en een tijd lang volgde is twee van zijn partijen, bewónderde zijn partijen waar hij gretig zijn punten pakte; ongelofelijk, nog niets van zijn felheid ingeboet, niets ook van zijn snelheid; zetten in seconden, meestal correcte zetten terwijl hij er zelf niet eens tevreden over was, omdat er, achteraf, bétere zetten waren, Joost, altijd gekleed in een trui met aan de bovenkant een kort ritsje, de schrijver van onder meer "Over geweld en democratie. Is er niets beters dan een democratie?" waarmee hij de maatschappij een aardige linkse hoek verkocht.

Met vier punten was ik in dit talentengeweld niet eens ontevreden, Kees van Pieterpaddeluxe en sterrenpaden bracht het een stuk verdienstelijker vanaf. Hij vertelde het aantal nog, maar de na afloop genuttigde wijn verdrong bij mij vrijwel alle korte herinneringen aan getallen.

Buiten fluiten keukenmeiden, een vuurpijl stuift ten hemel en binnen noteer ik de laatste jaarcijfers van 2012. 2013 naderd, ondanks de westelijke tegenwind en komt over enkele uren aanwaaien, de erfpacht van 99 jaar is dan voorbij, 99 jaar na het jaar van het begin van de grote oorlog, 99 jaar, nog even dan doe ik mijn jas aan en trek ik, 99 jaar na het verleende octrooi, de rits dicht; dan zet ik mij schrap.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » do jan 03, 2013 5:55 pm

Er lag een merkwaardige stilte over het Europese wegennet, een vreemde, onnatuurlijke zwijgzaamheid, alsof een stoet terugkwam van een droevige
teraardebestelling terwijl de zon de winterrust bescheen en heestertakken soms blauwgrijs, dan weer koraalrood, op deed lichten en het leek alsof er getreurd werd: "Voorbij, voorgoed en altijd voorbij het voorbije jaar".

Het begon niet goed, vandaag, nadat ik eerst vroeg bij mijn DAFje kwam dat te trappelen stond, terwijl hoog en helder de sterren aan de hemel stonden, van ongeduld om maar weer te kunnen rollen; trappelen, bij wijze van spreken, wat onvolkomen, maar voor symbolisch trappelen met wielen heeft het vocabulaire der Nederlandse taal nog geen zelfstandig woord.

Helaas, het was meteen al mis, want nadat ik de wielen van het Dafje liet draaien en mijn ogen in het zwartblauw naar zilver en goud speurde, op zoek naar Jupiter die ik al spoedig bij de stier vond, kreeg het dashboard een signaal dat mijn snelheidsmeter het niet deed, en, na later bleek, ook de snelheidsbegrenzing bleek defect: problemen dus, het jaar begon met narigheid.

Voor de niet-insiders: een dergelijk mankement dient men zo spoedig mogelijk te laten repareren aangezien de snelheidsmeter onderdeel is van de tachograaf waarop van alles en nogwat ter controle wordt geregistreerd. Ergo: door het donker werd de garage mijn eerste bestemming dit jaar en via via sprak ik af met een werkplaats te Venlo waar ik om zes uur aankwam en waar ik bijna met open armen en onder de woorden "de beste wensen" werd ontvangen.

Wie dacht, dat een dergelijk mankement snel zou zijn verholpen, heeft het mis, want het duurde tot na elven toen ik weer kon vertrekken: een dikke vijf uur dus voor een defecte snelheidsmeter en vooralsnog louter en alleen omdat er toch ook moet worden gecontroleerd en het behoeft geen nadere uitleg dat mijn hele verdere dag in het honderd liep: de ganse dag reed ik steeds vijf uur achter de feiten aan.

Het maakte de tweede januari droeviger dan dat ze al was terwijl ik via Rheinland Palz en Hessen Baden Würtemberg doorkruiste, op weg naar een eerste bestemming in Zwitserland en daarna verder naar de eindbestemming, eentje, die ik deze week niet bereiken zal; naast mij de altoos meereizende bermen, ook door droefenis getroffen en die troosteloos naar beneden staarden.

Weer in het donker van de duisternis kroop ik met het gevaarte door het Zwarte Woud, Tiberg, Donauesslingen, het werd kouder en vóór mij weer een menigte van twinkelende sterren, sterren die mij tussen alle droefgeestigheid door een troostwoord leken toe te roepen, een troostwoord van toekomst, rustgevende woorden van eeuwige waarden: jaren gaan en gaan, gaan voorbij, maar steeds opnieuw getuigen de sterren van het blijvende,
zoals bij de boom bladeren een kort leven zijn beschoren, maar de boom zelf soms de eeuwen weet te trotseren.

En tussen al die vaststaande bomen en steeds terugkerende sterren doolt de mens, die merkwaardige mens, steeds op weg naar bestemming, altijd op weg of op de weg terug, rusteloos op zoek naar geluk waarvan ze weet dat ze die toch niet vinden kan.

Rond half negen kwam ik aan in Konstanz-Kreuzlingen, de grens tussen twee werelden, voor vandaag de bestemming, en dra is ook deze dag voorbij, voorgoed voorbij.

Daar, die sterren, wat zijn ze toch anders, zo anders dan al die schreeuwerige sterren onder de mensenkinderen.
De heldere sterren boven mij, die zwijgend hun hemels lied zingen, zingen, roepen, toeroepen en mij uitnodigen tot zachte en rust.
Dat gaat maar nooit voorbij.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » ma jan 07, 2013 9:57 pm

De stadjes Bischofszell en Wil waren de eerste Zwitserse dorpje waar ik, na een langdurige douaneafhandeling, door kwam dit jaar, op weg naar het gehucht Waltstadt, net even buiten Herisau en tevens mijn eerste losbestemming in 2013 terwijl ik onderweg al mijmerend zocht naar een verklaring van wat ik achter de dingen waar nam.

Het tweede adres lag een heel eind verder en daar het reeds elf uur was toen ik Waldstadt verliet, wist ik, dat het de volgende dag zou worden; ik begon aan een lange ronde door het met bergen en meren versierde land, via Zürich, Aarau, Bern en Friboug naar het Lac Léman. Reeds bij Gruyére doemden de bergen aan gene zijde van het meer op, de enorme reuzen, witbekleed als droegen ze hermelijnen mantels; onderaan de voet de steden Saint Ginolph, Evian en Thonen en tussen mij en de bergen, in diepe diepte, het prachtige meer, ik zag het, zág het allemaal zonder het te zien.

Het is werkelijk een mirakels fenomeen dat de mens waarneemt wat hij niet ziet, niet eens kan zien, en toch ziet, wel moet zien, zoals men iemand op de rug kijkt en daarbij altijd zijn of haar voorkant "ziet".

Er restte mij nog een ferme hindernis, de hoge Alpen in de winter, geen sinecure, zeker niet omdat het reeds in Aigle begon te regenen, hagelen zelfs, en ik ook nog voor een keuze stond: welke was de juiste? Beide waren -nog- open, de Simplon en de Bernard, ik verzocht de laatste en klom langzaam met veertig ton naar boven, de klim op, ruim dertig kilometer lang, en ik, ik reed nauwelijks harder: een uurtje dus, en ik zou het weten.

Het zien van het ongeziene, we kijken naar een willekeurig huis en "zien" de inhoud, tafels en stoelen wellicht; door het huis heen kijken we in de tuin, wij begrijpen, wij verstaan wat we zien, verstaan het geheel waar we slechts een deel van zien.

Het weer zat niet echt mee, zeker niet het eerste stuk en ik werd één, één met de elementen, één met het Dafje dat op zijn hoge leeftijd statig doorklom, de berg was totaal verlaten, geen auto, niets en toen de sneeuw ook op de weg bleef liggen begon ik te glimlachen: ik was niet meer één met de elementen, ik wás element, de hachelijkheid van het avontuur, maar ook nu weer keerde het nimmerweer net op tijd en een kleine tien kilometer voor de top klauterde het Dafje onder het wolkendek vandaan en we zagen in de verte zowaar blauwe plekken in de grauwe deken terwijl de neerslag naar achteren week, naar daar, waar ik in mijn spiegels inktzwarte wolken zag. Nog lag er voor bij een lange klim en de Daf kon niet harder, ik keek het lange, omhooglopende dal uit, zag reeds de achterkant van de bergen, de lichten van Aosta aan gene zijde.

Laat in de namiddag, tijdens het invallen van de duisternis, kwam ik aan in Italië waar een lange afdaling mij eerst tot Aosta bracht en later, door het lange dal uit te rijden, kwam ik nog tot Turijn, de oude hoofdstad van het voormalige koninkrijk Piemonte, de stad van Pirelli en Fiat, Torino, met zijn kilometers aan galerijen: ook die zie ik zonder ze te zien.

Door te zien wat we niet zien, verstaan we datgene wat we werkelijk zien en zien niet wat we niet verklaren kunnen omdat we niet weten.

Dat verklaart een hoop.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » ma jan 07, 2013 9:58 pm

Een prachtige, indrukwekkend mooie opkomst van de zon, van het steeds weerkerende licht, viel mij, en met mij een groot deel van de bevolking van Torino, ten deel; maar: hoeveel mensen zouden er acht op hebben geslagen?

De spaarzame wolken kleuren zo mooi rood, woorden van verwondering schieten mij te kort, deze stad, omzoomd door hoge bergen die 's-winters altijd als voornaam wit en statig de stad lijken te bewaken en met de eerste rode stralen begroetten ze mij terwijl ik rondom de stad reed.

Ooit, lang geleden, bij En Avdad, in שדה הבוקר zag ik ooit eerder zo'n kleurrijke zonneommekomst en ik kon er, al rijden over de welhaast uitgestorven wegen, langdurige van genieten, maar hoeveel deden dat met mij?

Rond achten kwam ik aan bij de eerste bestemming, twee anderen stonden voor maandag bestemd; het is hier immers nog volop vakantie en nagenoeg iedereen is, ondanks of dankzij de crisis, nog niet aan het werk.

Piobesi Torinese, het lossen ging er weer vanouds snel, na een kwartiertje ging ik weer en mocht weer, mocht weer genieten van de indrukwekkende omgeving, hier, in de streek van het begin van de Po met rijp op de akkers: het had een graadje gevroren vannacht.

De witte bergen, de flinterdunne, bijna onzichtbare nevel, maakte weer de paradijsherinnering in mij wakker: Iemand zit hiet achter: een oerknal veroorzaakt zoiets niet en al mijmerend kwam ik aan in Tofarello waar men mij vertelde zat de zaak gesloten was, maar desondanks lostte in de paar paletten die ik voor hen bij me had, zodat ik verder kon, op weg naar Busto Arsizio, even boven Milaan.



Op weg weer, via Asti naar Casale Montferato en oh, wat zijn ook de winters hier mooi en daarna, via Novara en Turbigo naar Busto Arsizio, door dorpjes met vrachtwagenbrede straatjes, het ging allemaal net en gelukkig wist ik de weg en zo kwam ik bij het losadres.

Weer was het geluk aan mijn zijde, ook daar was men, officieel gesloten, maar door het schenken van een rolletje italiano van de firma Tonnema uit Sneek kon ik ze overhalen om de pallet er uit te halen en kon ik nog een eind verder snorren, op weg naar de laatste klant welke buiten Italië ligt en ik toch niet meer kon halen.

Oostelijk ging het, steeds verder oostelijk, zes januari, de naar het westen reizende Drie Koningen, tegemoet: Bergamo, Brescia, Verona, Padova, Venetië en Porte Guardo waar ik de snelweg afging om verder de oude weg naar Trieste te volgen, Trieste, dat samen met Istrië nog een poosje, kort na de Tweede Wereldoorlog, betwist gebied tussen het Joegoslavië van Tito en Italië is geweest en een paar jaar onder neutraal geallieerd bestuur heeft gestaan en pas in 1954 werd opgedeeld: Triest aan Italië en Istrië aan Joegoslavië.

Langs de weg stopte ik bij ristorante Michelle, een aardig uitziend etablissement waar ik weer eens op ouderwetse wijze Italië proefde. Binnen nog volop kerstverlichting, maar nooit zo uitbundig en irritant als Frankrijk: italianen hebben immers veel gevoel voor devotie, aan de wanden statige zevensterren, de rest van de sierverlichting steeds verwijzend naar een aspect van de oude geschiedenis, Italië met zijn uitwassen, een politicus die één van zijn vele exen drie miljoen euro per maand moet betalen, geld, dat door vele arbeiders werd ingezameld en kennelijk naar één diepe diepte is afgezakt. Geld, immers, is opgeslagen arbeid, geld, ik heb daar nooit van kunnen genieten.

Inmiddels is het alweer licht geworden, een halve maan twinkelt nog hoog in de lucht, wolken boven de Adriatica worden weer door de opkomende zon aangewezen en Michelle is nog gesloten zodat ik elders op zoek ga naar verse koffie.

Kijk: daar geniet ik nu van.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » ma jan 07, 2013 9:59 pm

Stelt u zich voor: er gaat een gerucht dat er iemand in de omgeving leeft die doden tot leven opwekt, hoe zou men zich voelen? Blij? Of juist uitermate ongemakkelijk? Wie weet treft men dan weer iemand aan van wie men liever had dat hij of zij dood was, dood bleef, in dit geval. Rusteloos schuivelt men op zijn stoel heen en weer.

Al spoedig was ik op weg en passeerde San Giorgio di Nogaro en sloeg bij Cervignano del Friuli links af, op weg naar Gorizia waar mij weer eens een adembenemend uitzicht vergunt werd op de enorme hoge en mooie sneeuwwitte Alpen terwijl ik wist dat voor die Alpen zich het stroomgebied van de Tagliamento, Brenta en Piave ligt, een enorme vlakte waar steden liggen als Pordenone en Conegliano, een vlakte waar in de buurt van eerstgenoemde rivier een Fortuin begraven ligt, slachtoffer van onheuse bejegeningen, van mediahetze.

6 januari, driekoningen, een bij uitstek Roomse feestdag, dan wordt gedacht aan drie wijzen die een ster zagen die hen naar het broodhuis voerden en afgezien die wijzen vermoedelijk geen koningen waren en er nergens sprake is van drie (dus zouden het er ook twee of meer dan drie kunnen zijn geweest) staat wel vast dat rond het begin van onze jaartelling tot drie (hier dus wel drie!) keer twee dwaalsterren, Jupiter en Saturnus, samenvielen en dit drie keer in èèn jaar gebeuren, zo vertellen mij astronomen, kwam ooit slechts èèn keer voor en zal nimmermeer voorkomen. Dit gegeven heeft een bijzonder aspect.

Nog voor elf uur nam ik afscheid van Italië en sloop onverdacht Slovenië in waar het leek of iedereen was thuis gebleven: het was stil op de weg, uiterst stil, maar ja, zo zaterdags voor Driekoningen; wellicht was men zich aan het bezinnen. Zo kwam ik langs Poštonia en nog voor de middag vond ik een parkeerplek in het voormalige Laibach, het tegenwoordige Ljubljana, net aan de uitvalsweg van de voormalige autoput, een weg van Ljubljana tot aan de Griekse grens waarbij men ooit door Zagreb, Beograd, Niš en Skopje kwam, een brede tweebaansweg die driebaans functioneerde; brutaal haalden men met tegenliggers in en wilde je opschieten, diende je je als een ware wegpiraat te misdragen, brutaal, lef, daar ging het om en het was tevens Tito's oplossing om van de echte verkeerspiraten af te komen, want op zeker moment kwam een bruut een even zo grote bruut als inhalende tegenligger tegen en was men in één klap van twee wegmisbruikers verlost en als herinnering liet men de geklapte voertuigen jaren in de berm achter.

Die zogenoemde wijzen namen de eerste conjunctie waar, Saturnus die achter Jupiter schoof, een gebeurtenis van slechts enkele uren, maar wel een gebeurtenis waardoor ze een lange reis ondernamen, op weg naar het westen, op weg naar de gewesten van de ondergaande zon en zonder verdere aanwijzing, de conjunctie was alweer een tijd geleden, geen ster meer te zien dan alleen de gebruikelijke.

Het was nog fris, de morgen, maar met mijn rode unoxwantjes aan trotseerde ik de koude en fietste naar het centrum van de eeuwenoude stad om er, na een reeks van vele jaren, weer eens poolshoogte te nemen, wellicht vond ik er een schaakcafé of een handelaar in oude munten. Al snel werd het warmer, rond een uur of twee stak opeens een tijdlang een stevige bries uit het zuiden op die warme wind aanvoerde; plotseling leek het voorjaar, het werd over de zestien graden; niet alleen de wantjes, ook de jas ging onder de snelbinders.

Tsjonge, eindelijk, na weken, maanden wellicht, op weg te zijn geweest komen die wijzen aan in de streek waar Quirinius landvoogd over was en waar een enigszins achterdochtig heerschap dat luisterde naar de naam Herodes als koning heerste. Dat mannetje was dermate achterdochtig dat hij enkele eigen zonen, die troonopvolger zouden kunnen worden, vakkundig uit de weg had geruimd. Stel je voor, zeg! Komen daar opeens een paar vreemdelingen op kamelen voorrijden en vragen dan of hij, Herodes, soms weet waar kort tevoren, zo lazen zij uit de ster, een koningskind was geboren.
"Een kind geboren? Wat? Een koningskind? Nau ja, zeg! Nee toch? hoor 's effe, ik heb er net een paar uit de weg geruimd!" zal de wreedaard gebriest hebben. De argeloze vreemdelingen zullen wel even geschrokken zijn van die reactie, maar toch, via andere geleerden verkregen zij verdere informatie: ze behoefden niet al te ver meer te reizen: sta je hoog op één van de heuvels van ירושלים zie je reeds בית הלחם liggen en juist toen ze weer op weg gingen vond op dát moment weer een conjunctie van de twee planeten plaats. Al die tijd hadden ze gereisd zonder enige verdere aanwijzing: ze moesten dan toch wel erg zeker van hun zaak geweest zijn.

De hele middag toefde ik in de Sloweense hoofdstad, kwam over de vele bruggen die over de kleine rivier Ljubljanska liggen; op één van de pleinen speelde een vioolvirtuoos magnifieke muziek: Mozart, Bach, Vivaldi en Brahms hoorde ik voorbij komen, soms begeleid door een keyboard en er omheen een grote groep van Slowenen met triestverlangende gezichtsuitdrukkingen.
In het noorden van de oude stad was markt, groente, fruit, schoenen, alles en ik kocht een stukje schapenkaas van een boer uit Bošec en een paar keer kwam ik aan de praat met autochtonen, die, samen met de stad, een trieste indruk maakten, de pleinen, de oude stadsmuren ademde leed uit, de oude stad waar Schubert graag concertmeester wilde worden, maar door een slechte referentie van zijn leermeeste salieri ging zijn verlangen in rook op.
Beethoven, Mozart en Haydn hebben hier hun muziek ten gehore gebracht, en veel later, ook Gustaaf Mahler waar ik langs de oever van de rivier, midden in de stad, nog een standbeeld zag staan.

600 jaar viel de stad onder de Habsburgers en pas na de Eerste Wereldoorlog keerde het weer terug in Slavische handen, viel het onder het Servische koninkrijk terwijl het later, na wo-II, door maarschalk Tito bij Zuid-Slavië werd ingelijfd.

Later op de avond, toen ik terugfietste naar het Dafje, dacht ik nog even aan het aanstaande driekoningen, aan Herodes en ik herinnerde mij wat woorden van Oscar Wilde die hij schreef in verband met genoemde despoot.

Van het koningskind dat de wijzen zochten en, volgens de traditie, op 6 januari vonden, kwam jaren later bij Herodes het gerucht ter ore dat Hij doden had opgwekt en juist voor Herodes, die net Zijn neef had laten onthoofden, was dat niet erg welkom.
"Waar is hij" roept de despoot tegen zijn bedienden in het stuk van Wilde "waar is hij, zoek hem op en zeg dat hij daarmee moet ophouden! Ik wil niet dat Hij daarmee doorgaat!" waarop zijn bedienden, gevreesd voor zijn tomeloze wreedheid, antwoorden: "Oh koning, Hij is overal, maar laat zich moeilijk vinden".

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo jan 13, 2013 1:54 pm

Was ik gisteren de man zelf in Ljubljana nog tegengekomen, vandaag eindigde voor mij de dag in de stadje waar de grote meester in alle rust en geïnspireerd door de mystieke natuur, de meeste van zijn werken schreef.

Tijdens de vele reizen die ik met het vitale Dafje maak vindt er wel eens slijtage plaats en nog op tijd ontdekte ik dat er een scheur zat in de ophanging van het achtersteven zodat ik, voordat ik het onderweg zou verliezen, uit voorzorg demonteerde.

En aangezien ik, zoals bleek uit de voorgeschiedenis van deze reis, nogal ruim in de tijd zat, besloot ik, uiteraard in overleg met het thuisfront, het zaakje te laten maken bij zo ongeveer de enige DAf-dealer die Slovenië rijk is en zo kwam het dat ik rond half acht bij de garage in Medvoda stond waar het achtersteven van de trekker weer in ere werd hersteld.

Zo begon deze maandag; van de omgeving zag ik niets daar er een hardnekkige mist de omgeving grijs hield, rond tien uur vertrok ik, met een gerepareerd achterspatbord, op weg naar Kranj waar ik de goederen voor de laatste klant die ik in de kar bij me had afleverde.

Merkwaardig eigenlijk, nog niet zo lang geleden wist in niet veel van hem, maar van lieverlee kreeg hij mijn interesse, zeker wat zijn levenloop betreft en eigenlijk minder om zijn muziek, muziek, helaas, van ná Wagner. Maar zijn leven daarentegen maakt hem boeiender dan zijn composities; de man moet veel geleden hebben, zeker ook na de diverse teleurstellingen die hij beleefde in Alma, zijn echtgenote die hem overigens decennia overleefde.

Van Kranj ging het terug, weer terug naar Italië en via Palmanova en Pordenone kwam ik in Ronchedelle di Ormello aan, een klein dorpje, maar met een enorme fabriek waaruit ik lading kreeg voor een Nederlandse terugvracht.

Vanaf Postonja was de mist geweken, de zon scheen uitbundig en in een heerlijke lenteroes kabbelde ik voort over de kaarsrechte Italiaanse weg met op de achtergrond - weer- die bergen en toen ik weer eens over de brug van de Tagliamente reed keek ik en salueerde in gedachte even naar rechts: inmiddels weet men wel waarom.

Nee, hij is niet oud geworden, maar wel Rooms Katholiek, dat moest wel, wilde hij, als Jood, door de keizer geaccepteerd worden als concertmeester van het Weense nationale orkest, maar het is nooit van harte geweest. Trouwens; hij is er, ondanks zijn uitnemende klasse, ook enorm tegengewerkt.

Het plaatsje Ronchedelle lag niet ver af van Conegliano en daar snorde ik ook naartoe toen ik de kar weer vol zat, op weg naar het noorden; eerst naar Belluno en via Cortina naar Toblach dat in de merkwaardige streek Zuid-Tirol ligt, Duitssprekend Italië, nog een ervenisje van Adolf en juist hier in Toblach (of Dobiacco) verbleef de man voor wiens standbeeld ik gisteren nog enige tijd ben blijven staan: Mahler, Gustaaf Mahler die hier, even verderop links, veel van zijn composities schreef.

Het is inmiddels koud geworden, even bezocht ik Hans, een gezellig etablissement hier op loopafstand, de hemel is open, ontelbare sterren overlichten het groene Dafdak; sneeuw wordt er pas vrijdag verwacht. Om mij heen is het doodstil, ik begrijp Mahler wel: het was toen natuurlijk nóg stiller.

Hoe meer ik tot hem naderde en leerde kennen, hoe geheimzinniger hij voor mij werd en zo ontdekte ik dat mystiek niet ver weg achter hoge Alpenreuzen ligt verscholen, of wat hoog tussen de sterren zweeft, maar dat je dichtbij aantreft indien je kijkt in de ogen van een ander mens of als je een blik wordt gegunt in de ziel van andermans voorbije leven zoals Mahler die hier, nog géén honderd jaar geleden, rond heeft gelopen.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo jan 13, 2013 1:55 pm

Helaas, helaas!

Vandaag liep ik, naast een heel traject rijden, rond, rond in twee supermarkten, één in Duitsland en één in Oostenrijk, en voor een opfrissing en versnapering in enkele horeca-instellingen en overal hoor je het en: het irriteert mij bovenmate.

Ook op de adressen waar ik los of laad, overal hoor je herrie, nergens schijnt men nog te kunnen verblijven zonder, niemand kan, schijnt te kunnen tegen de geluiden van de stilte, maar er is meer, erger meer.

Héél vroeg vertrok ik, eigenlijk uit noodzaak want ik had vanwege een defecte kachel uiterst slecht geslapen. Vroeger, ja, vroeger loste je zulk euvel op om even een stukje te gaan rijden, motorretje warm en weer even slapen, maar ja, in het Verenigde Europa hebben we zo een voortreffelijke rijtijdenwetgeving dat ik mij desnoods maar dood moet laten vriezen; als het voertuig maar stil heeft gestaan en het interesseert kennelijk niemand ene malle moer hoe fris na zo'n slapeloze vorstennacht de bestuurder achter het stuur plaats neemt.

Na een half uurtje vond ik een koffietent, ik was er echt aan toe en hier, in de vroege morgen, ook weer de radio aan en atijd weer met popse muziek dat natuurlijk helemaal geen muziek is. Nee! Zelfs de beluisteraars en producenten noemen het geen muziek hetgeen tot uitdrukking komt in het feit dat ze hun herrie benoemen met "een mooi nummer".

Een nummer!

Ik weet het, ik weet het, ik schrijf thans voor blinde ogen, maar toch! Wagner, en met hem alle anderen, hebben hun doel bereikt: we werden allen gevangen in de macht van de dissonanten, in supermarkten wordt het, om de verkoop te bevorderen, met dat doel ten gehore gebracht en allen, wij allen tuinen er met open oren in, kopen maar raak want we zijn verdooft geraakt, de herrie vermoorde onze ziel, bedwelmde onze geest, ontheemde ons van vrijwel alle mystiek, devotie en eerbied. Onze hersens zijn verziekt door de ziekmakende klanken, onze geest uitgeblust en we bezitten nauwelijks een beetje afwezig bewustzijn.

Natuurlijk, de goede niet te na gesproken: een Mahler, Brahms, Bruckner hebben getracht de sluizen te dichten die Wagner opende, maar hoe goed ook bedoelt, ook zij gingen kopje onder: nooit bereikten ze hoge glans als weleer, van de tijd voor Wagner! Schubert voelde het al aankomen, begint vaak fenomenaal, maar opeens, opeens raakt hij radeloos, verwarring alom en daarom ademen zijn gecomponeerde klanken zoveel heimwee: hij had Beethoven nog gekend, ja, was op diens ter aarde bestelling; het maakt het, des te meer, zo tragisch.

De mens, de moderne mens, zij holt en rolt maar voort, en altijd maar met verdovende klanken, popmuziek als nieuwe religie en wee de mens indien die daar wat van durft te zeggen.

Oostenrijk kwam ik binnen via de Brennerpas, reed het uit bij Bregenz en de hele weg om mij heen stonden aan weerskanten weer de eeuwige, vaak beboomde, bergen, wakend als voorname vorsten, thans gekleed met witsatijnen gewaden; ze fluisterden tegen elkaar, wellicht gaven ze aan elkaar door dat ik in aantocht was.

Maar, zoals ik al aangaf, er is meer! En erger!

Nu de oren bezet, bezet door de wangeluiden van de bezetter, is een volgende fase aangebroken, want niet alleen het oor; ook het oog moet eraan: ook daaruit moet alle devotie, smaak, eerbied en voornaamheid worden uitgerukt.

Steeds vaker maak ik het mee, ook vandaag weer, een vader en moeder met twee kinderen, zeven, misschien tien jaar, en beide onderuit gezakt aan het tafeltje, een ieder loerend op z'n eigen spelletjesding, leptop of ijpot, of hoe die dingen ook mogen heten, de limonade keurde ze nauwelijks een blik waardig, pa en moe aan de koffie: kinderen doen niets anders meer en elke keer als ik het zie komt de weerzin in mij boven.

De Bodensee, de kale wijngaarden, het besneeuwde zwarte woud, Friedrichshafen, Singen, Tiberg en Offenburg, de hele dag had ik geen radio aan, samen was ik, alleen samen, met de geluiden van de snorrende Daf.

Met hem kwam ik nog voorbij Worms en zocht een parkeerplek op. Na de oren moeten kennelijk ook de ogen worden vernietigt, het zicht worden vertroebeld. Het is één grote wansmaak.

Op begrip reken ik al niet meer: wie o wie kijkt nog vol verwondering naar een boom, die met zijn in het diepe duister gelegen wortels de stam en bladeren in het licht laat leven? We hebben het toch allemaal verklaard, begrepen en gesnapt?
Wie begrijpt het leven van de steenbok in de hoge Alpen? Wie dat van de herten? In de bossen van het Zwarte Woude werpen zij in stilte hun jongen, ze groeien op, eten blad en koren, ze gaan bij de hinde weg en keren niet weer terug tot haar. En wie volgt en kent de vissen van de Bodensee als bliksem, storm en onweer over haar vlakte jaagt?

Na eeuwen gebeurde het ontzettende: de mens werd mystiekloos.

Door het dunne wolkendek zie ik de maan bleek hangen, een enkele ster doet mee, de rest lijkt absent.

En het hoeft ook niet. U hoeft mij niet te begrijpen.
Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » zo jan 13, 2013 1:56 pm

Donker, en ik reed Bahwinkel voorbij en in de verte zag ik de eerste lichten van Hassellüne, een klein stadje op de Bundesstrasse 213 waar, sinds er vrachtwagens bestaan, de familie Brümmer een Fernfahrerrestaurant bestiert en vermoedelijk heeft zelfs Anton Dreesman, (Jawel, één van de oprichters van V en D) die in het stadje werd geboren, er wel eens koffie gedronken.

De B 213, de weg tussen Denekamp en Wildeshausen waar vroeger al het verkeer naar het "noorden" (Scandinavië, Hamburg) overheen denderde, men reed dwars door Lingen, Löningen en Cloppenburg. Tegenwoordig rijdt de meerderheid via de snelweg om en om de meeste dorpjes ligt nu een omweg. Alleen oude rotten en kenners komen nu nog over de B 213 en stoppen bij Brümmer; het is eigenlijk een beetje een tomtomvrije weg geworden.


Gisteren besloot ik de reis vanuit Ljubljana door om een tijd dat vrijwel iedereen nog ligt te snurken te vertrekken en over een verlaten asfaltvlakte naar Nederland te reizen: ik waande me in 1976, toen de "61" net klaar was; overdag was het toen net zo stil als nu om drie uur in de nacht.


Ooit leefde op Mauritius een loopvogel, de Dodo, maar die stierf al snel uit kort nadat de mens daar voet aan wal zette, rond 1635. Maurits en de Dodo, opeens, tussen Bahwinkel en Hasselünne ontdek ik een geheimzinnig metabletisch verband.

In Nijkerk loste ik de vracht die ik uit Italië had meegenomen en vervolgens stopte ik een nieuwe vracht in de oplegger, nu voor de streek met de lange schaduwen deze tijd van het jaar, Hamburg, maar omdat ik -te- vroeg was vertrokken, stond ik ook erg vroeg stil; ik kwam Nederland al niet meer uit.

Even na de eeuwwisseling 1600-1601 nam een negentienjarige Oostfries dienst in het leger van de prins, niet onverdienstelijk, want al spoedig werd hij bevorderd tot Generaal van de Artillerie, iemand dus die zijn mannetje stond: menig spanjaard werd door hem en zijn trawanten in de pan gehakt.

Vanmorgen vroeg kwam ik er langs en ik tracht de beelden voor mij te halen, tussen Bahwinkel en Hassellüne en in gedachten verzonken denk ik aan enkele strofen van ons vaderlandselied:
"Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht",

In gedachten zie ik paarden, rossen, soldaten met harnassen, Zweedse, Prinselijke en Keizerlijke, een dolle boel, juist vandaag, 10 januari, werd hier in 1636 een veldslag geleverd met een fnuikend resultaat voor de Dappere Dodo.

Twee adressen Hamburg, ééntje net na de Elbetunnel waar het altijd druk is; na het kopje koffie in Hassellüne kwam ik daar rond elf uur aan en na een half uurtje kon de bubs er uit waarna ik eerst nog bij een kleine verffabriek te Pinneberg wat ging afleveren. Daarna had ik nog één klant, aan gene zijde van de stad, dus reed ik via Altona en het Volkspark naar de Elbebrug. Rond half vijf had ik ook daar de spullen gebracht en toog ik herwaarts, terug naar Nederland en binnen de rijtijd kwam ik exact tot Hassellüne waar Frau Brümmer mij lekkers voorschotelde.

Nee! Niet Dappere Dodo van het eerste Nederlandse televisieprogramma voor kinderen dat vanaf 1955 ongeveer tien jaar te zien is geweest: die heeft er niets mee te maken en een metabletisch verband is er niet. Vooralsnog niet.

Ongeveer gelijk met de Dodo in Mauritius, stierf hier, op 10 januari (Juriaanse tijdrekening) misschien wel op dezelfde plek waar nu mijn vrachtwagen staat, Dodo Freiherr zu Innhausen und Knyphausen (1583–1636), generaal in het leger van Prins Maurits omdat hij vermoedelijk net even te laat bukte voor een aanstormende kogel uit de loop van een geweer van een Zweedse soldaat.

Vermoedelijk staat hij, die hier in het heets van de strijd stierf, Dodo Freiherr zu Innhausen und Knyphausen , afgebeeld als één van de personen op De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn, lange haren, smal gezicht en prikogen.

Als prenataal bewijs voor de metabletica.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » za jan 19, 2013 9:30 am

Oude, beproefde en gangbare wegen lagen vanmorgen weer vóór me, de laatste maanden voornamelijk in het bedwelmende duister van de nacht, en, waar het donker en weinig wijkt, in het licht van neon-lantarens hoog boven de weg.

Dit keer was het ook koud, en na Brussel ook nog wit terwijl de profeten veel onheil voorspellen, ook in de streken waar ik deze week zal toeven, maar vooralsnog ging het goed, ondervond geen enkele vertraging.

Nog steeds houd het mij bezig, roer ik mijn gedachten om en ontdek steeds nieuwe gezichten, vergezichten, ook vandaag weer, toen ik, al rijdend, langs een lange rij met rijp bedekte bomen keek, daarachter grimgrijze lucht en door de witte takken heen zag ik langzaam de enorme formaties zich sluiten tot één geheel, één grijs geheel: na de zonnewende wordt het weliswaar lichter, maar doorgaands ook kouder, onstuimiger, alsof iemand een strijd wil aangaan, het licht wil doven, voorgoed wil doven.

Zo snorde ik voort door het noorden van Frankrijk, over lange, verlaten wegen waarlangs immense strokbroodvelden onder een dunne laag sneeuw te ruste lagen en het bleef maar koud terwijl dikke wolkenpakken voorbereidingen troffen om de weerprofeten niet al te zeer te grieven: het witte spook kon dra overal gaan ronddwarrelen.

Terwijl ik Bar sur Aube en Dijon passeerde struinde ik door de kaartenbak van mijn geheugen, op zoek naar de verklaring van hetgeen ik achter het grimgrijs tussen de sneeuwwitte takken door zag, vond het, maar echter zonder woorden zodat ik verder ging, op zoek naar een passende tekst.

Inmiddels was de omgeving allang weer groen en viel het duister alweer in; het licht week naar alle kanten en binnen hetzelfde inmiddels waren, boven mij, de wolkenpakken stevig samengeklonterd, wachtend op het tijdstip van de weervoorspellers, wachtend op het moment en uur dat de profeten te tijd van neerslag in de media hadden laten optekenen, gehoorzaam wachtten ze, blijkbaar, op dat moment.

Opeens vond ik woorden, stamelend; weerprofeten, de vermeende wijsheid waarmee ze wolken tellen lijkt op de arts die de mens zijn geheim ontravelt waardoor voor betovering geen plaats meer is; de wonderen uitgebannen, alsof een ongeloof troost kan bieden.

Overdadige neonverlichting hangt boven de brede straat; Lyon is binnen bereik, Lyon, of nauwkeuriger, Meizieu, mijn eerste halte deze reis na een eerste dag zonder narigheid; nog is het sein "val nu" kennelijk nog niet gegeven.

Wie eigen wegen gaat, ontmoet niemand, dat brengen eigen wegen nu eenmaal met zich mee, zodat het voor vrienden zelfs een raadsel is waar ik mij bevind, naar waarheen ik ga.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » za jan 19, 2013 9:31 am

De meesten waren een stuk ouder, hadden, zogezegd, de oorlog nog meegemaakt, de kruidenier met de blauwe kiel die niet vroeg hoeveel ons kaas, maar combien tranches, hoeveel plakjes ik wenste; al jong leerde ik kleine culturele verschillen; de oude slager, altijd rondlopend met een enorm mes en waar ik Fromage du tête leerde eten; die was toen al oud.

Een enorme sneeuwlaag had in de loop der nacht de aarde bedekt en toen ik het gordijntje een weinig opende en vanachter de stoel de nog duitere wereld inkeek zag ik niets dan wit: sneeuw is ook in het donker wit.

Vanzelfsprekend had dit een vertragende werking op het verkeer, deed er dubbel zolang dan normaal over om de eerste klant te lossen, en eveneens twee keer zolang voordat ik goed en wel koers naar het zuiden kon zetten.

Lyon was aardig ontregeld, en ook aldenaars druk terwijl ook de route du soleil veranderd was in een rout' du neige; sneeuwbuien kwamen af en aan alsof ze de milieumaffia het zwijgen wilden opleggen: niets opgewarmde aarde!

Na Valence ging het een stuk beter en vanaf Montelimar was er eigenlijk niets meer aan de hand; slechts wat sneeuwbuien raasden over het stadje, maar op de weg bleef het niet liggen.

Het volgende losadres was Nimes en ik besloot, na koffie met een nogablokje in Montelimar, via Bagnols te snorren; aan de horizon lichte plekken terwijl de sneeuwval steeds dunner werd, passeerde vele plekken waar ik in een reeks van jaren diverse herinneringen achterliet.

Nimes was er rond vier uur uit en dus vertrok ik, nu pal naar het oosten voor een reis van vele honderden kilometers langs de kust, de Côte d' Azur en de Riviera en al snel reed ik door de vlakte waar een slordige honderd jaar geleden een tijdlang een zonderlinge schilder afkomstig uit het Barbandse Zundert heeft rondgewandeld en in Arles de straten met hun statige eiken schilderde, hoge bomen, die in de jaren dertig vervangen werden door platanen.

Herinneringen achterlaten, en tegelijkertijd met je meedragen, het is bijzonder waarmee het denken zich bezighoud, kán bezighouden. Net voor Nice kom ik langs de plaats waar ik ooit langere tijd toefde, Villeneuve en in gedachten ben ik weer even in het dorpje van weleer.

De kruidenier en de slager bestaan alleen nog in herinnering, eveneens de altijd in wit gekleede eigenaar van de buurtsuper Casino. Madame Pierot, die altijd van vier tot zeven nog even kwam bijverdienen, toen al ruim in de 50, zou nu negentig kunnen zijn. Of is zij ook niet meer dan een verre gedachte.
Misschien dat het toen nog jonge dametje bij de boulangerie nog leeft, meer is dan louter herinnering.
Wie zou er in dat dorpje nog leven die zich mij herinnert? Ontsteltenis maakt zich meester van mij, want diegenen, die dat zouden kunnen ontkwamen niet aan het geweld van het graf; ze zijn niet meer en met hen, verdween ook hun herinnering en het verhaal wat ze erbij hadden.


Na Nice een onheilspellende klim, opeens hoog in de bergen en diep beneden de zee, de eindeloze zee en ik vroeg me af waar meer van zou zijn: van zee of van herinneringen.

Vlak voor Italië, hoog boven de afgrond, onder de kust, je komt door een bocht een tunnel uit, de helling van de berg is loodrecht en de bergwand er tegenover evenzo loodrecht stijl naar beneden; ertussen een brug met flauwe bocht die van tunnel tot tunnel rijkt: wie dit maakten moeten wel gek geworden zijn, dan kom ik Ventimiglia via een lange afdaling binnen.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » za jan 19, 2013 9:31 am

Ooit ging ik met de trein, van Nice naar San Remo, maar ik weet er niet veel meer van, hoor, niet alles wordt als herinnering opgeslagen, ik weet alleen nog dat ik in San Remo het station uit liep en onder de indruk kwam van de voorname statige gebouwen en op de terugweg een fles negrita rum voor mamma Anita mee nam.

Vanmorgen, het was nog donker, natuurlijk was het nog donker toen ik weer vertrok, want het is 16 januari en ik begon aan de lange, lange weg met zijn vele tunnels, eind jaren zestig van de vorige eeuw gebouwd langs de kust door uiterst kiene constructeurs aangelegd als een ultieme verbetering van de Via Aurelia: geen bocht ligt verkeerd.

Het is eigenlijk ongelofelijk, met mijn ogen nam ik ook geen bocht verkeerd, mijn ogen die reeds zestig jaar dienst doen en in het vroegdonkere morgenuur verbaasde ik mij daarover: iets, dat je niet eens zelf hebt aangeschaft, blijkt onverminderd goed functioneren, als een adelaar zien zij alles.


Kort na de treinreis zou ik het nog wel geweten hebben, de prijs van het retourtje, het uitzicht tijdens de reis, de mensen die ik zag, het gezicht van de conducteur, hoe de grens werd gepasseerd, maar kennelijk wordt in het verloop van de tijd een groot deel van de herinnering geschrapt. Vreemd is dat.

San Remo, Imperia, Albenga, Savona en Genova, en juist toen het morgenrood op zijn mooist was, reed ik even voorbij Genova langs Ruta, een dorpje waar Nietszche de laatste hand aan zijn Morgenröte legde, een boek dat hij eerst een paar andere namen gaf, maar na zijn ingegeven uitspraak: "Er is nog zoveel morgenrood dat niet geschenen heeft", kreeg het zijn definitieve titel en het is eigenlijk zijn eerste echte boek dat hij na zijn breuk met Wagner en zijn ontslag als professor aan de universiteit van Bazel, heeft geschreven.

Niet alleen hetgeen je ziet kan als blijvende herinnering in jezelf achter blijven. Ook wat je hoort, ruikt en voelt kan, elk op eigen wijze, worden herinnerd.


In een klein dorpje tussen Genova en La Spezia haalde ik wat spullen op voor Nederland waarna ik weer vertrok, nu via La Spezia richting Parma, de weg dwars door de Ligurische Alpen en waar het vanaf Pontremoli sneeuwde, heel erg sneeuwde, maar hoewel ik niet veel met dat witte spul heb, de bergen lagen er als sprookjes bij, zeker toen de zon zich even door de sneeuwende wolken heen wist te boren: ik wist dat ik even getuige was van een uniek vergezicht waar alleen sagen van vertellen; nergens is de sneeuw zo mooi als hier, op italiaanse bergen; betoverd snorde ik voort.

Eigenaardig: je kunt alleen datgene als herinnering opslaan wat je zelf hebt meegemaakt: een herinnering is niet overdraagbaar én, een herinnering is onzichtbaar. Nooit zie je een herinnering van een ander.

Trouwens, het koudemonster is diep doorgedrongen in Europa, zelfs de bergen aan de zeekust waren al met sneeuw bestrooid en zodat je maar even hoger kwam, overal wit en hoewel het net even boven nul was, lag er in de streek rond Parma een dikke tien centimeter, overigens wel op weg snel te smelten; net na middagpauze kon ik, even voor de stad, drie paletten kwijt.

Van Parma naar Milaan is al gauw twee uur, en dan moest ik nog een stuk naar het noord-westen zodat ik er geen rekening mee hield de volgende, en laatste klant, nog te lossen. Maar Milaan "liep" erg goed, geen file of andere narigheid. Bovendien bleek, dat het vanaf Piacenza helemaal niet had gesneeuwd, integendeel, het was er de hele dag vermoedelijk zonnig geweest en tot mijn eigen verbazing lukte het nog de klant in Buscate te lossen, zodat ik weer verder kon.

Niet veel meer, want de tijd was aardig op en via Turbigo reed ik eerst naar Novara. In het westen daalde de zon reeds diep en bescheen de majestueuze Alpen in het noorden: de enorme, witte reuzen kregen kleuren, steeds meer. Karmozijn, oker en goudbruin, de avondzon veroorzaakte een vredig mozaïk op gindse bergen, zo mooi!

In het donker naderde ik Vercelli, een desolaat stadje zonder muren midden in de westelijke Po-vlakte en ik besloot er de rusturen te nemen.

De dag staat inmiddels weer in het geheugen, verbazingwekkend dat het kan, het kán! De onstuimige zee, de prachtige bergen in wintertooi, en dan opeens de ondergaande zon, ik nam het waar met ogen, weliswaar "mijn" ogen, maar in hoeverre is iets van mij als ik het mijzelf niet gaf? Niet kocht?

Het zijn de vele raadsels van de avond. En er is nog zoveel avondrood wat nog moet kleuren.


Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » za jan 19, 2013 9:32 am

De uitzichten waren weer wondermooi, zowel die in Vignale als die in Canelli, twee adressen waar ik goederen ophaalde voor twee Nederlandse klanten, het maakte wederom herinneringen in mij wakker, paradijsherinneringen ditmaal, iets van voordat ik was, van het weten van de tijd vóór mij, dat ervaar ik keer op keer bij zulke vergezichten, alsof je in een terugblikspiegel kijkt.

Terwijl het krieken het duister verdreef reed ik eerst vanaf Vercelli naar Casale M, voluit Casale Monferrato geheten en dan over de SS 31 richting Alessandria, maar tussen San Germano en Occimiano rechts af, de geheimzinnige bergen in, de streek die aan de noordkant geflankeerd wordt door de rivier de Po, een smalle weg op door een glooiende streek, volslagen onbekend voor de gemiddelde toerist, maar waar een sfeer hangt tussen eeuwenoude historie, noeste landarbeid en serene rust terwijl na een kwartiertje het hooggelegen Vignale Mf, voluit Vignale Monferrato, opdoemde en net daar tegenover, op een nevenberg, moest ik wezen zodat mij een bijzonder uitzicht werd gegeven.

Natuurlijk was het allemaal weer niet klaar, "want ik zou", zo zei de boer -want het was bij een agrarisch bedrijf waar ik spullen voor Nederland ging laden, slecht 1 enkele pallet- "vandaag komen", Italiaanse logica, vandaag komen betekend hier nu eenmaal niet, de zaken gisteren in orde maken: driftig zette hij zich achter zijn laptop terwijl anderen de goederen op de palet stapelden: maar toen bleek, wellicht door de koude, de accu van de heftruck kaduuk te zijn: soms krijg je de indruk dat die goederen er altijd alles aan doen om hier, in Italië, te blijven.

Ondertussen nam ik de omgeving in mij op; het was fris, koud gewoon, net boven nul en in het oosten, zuid-oosten, zag het er onheilspellend uit. Witgrijze lucht vol onvervalste "neve", italiaanse sneeuw en het leek deze kant op te komen; als een ware witte toverbal trachtte de zon, opklimmend vanuit dat oosten, zich van de witte massa los te maken, maar hoe verder zij klom, hoe meer de sneeuwende massa mijn kant op kwam.
Natuurlijk, zoals gewoontegetrouw, waren de goederen een half uur eerder in het voertuig dan de papieren, en natuurlijk ging er weer van alles mis met de "papieren", meer mis dan vroeger, want nu gaat alles met de compjoeter en daar ging weer van alles mis terwijl de kaalhoofdige boer in lichte paniek begon te raken; waarom vind ik Italië toch zo mooi?
Maar goed, na een uurtje kon ik toch nog weg.

Eerst de heuvels weer uit, wat slingerend, dwars door de smalle straatjes van het dorpje Quargnento met een prachtige kerk en vandaar via Alessandria richting Canelli; even "boven" Canelli wachtte een tweede adres, boven, in tweeërlei betekenis, ten noorden en letterlijk: hoog.

Intussen had de zon ook gereisd, maar ze kon maar moeizaam boven het massagrijs uitkomen, de sneeuw naderde, in Alessandria had ik al enkele vlokken te pakken: als dit maar geen drama werd.

Nu ben ik best gek op kleine, smalle wegen, maar bij sneeuw betekend dat wel, dat, indien zij valt, je dan aardig de pisang kunt zijn, want ze worden pas als laatste of soms niet schoongeveegd; en in een dergelijk berggebied zou je zomaar voor dagen in de sneeuw vast komen te zitten: zelfs kettingen helpen dan niet meer. Vandaar dat ik met argusogen de naderende wolken angstvallig in de gaten hield; ik moest er even niet aan denken....

Ook ben ik wel wat gewend als het om smalle, bochtige wegen gaat, maar ook op dit vlak ervaarde ik een nieuwigheid: de klant zat boven op een heuvel-, zeg maar, bergtop en de uiterst smalle weg was nagenoeg loodrecht omhoog met een helling waar de Redoute of de Muur van Huy "U" zouden tegen zeggen: ik was blij dat het wegdek droog was, want de wielen waren dan onherroepelijk gaan slippen en mede gezien het naderende onheil uit de lucht sloeg ik, geheel tegen mijn gewoonte in, een kruisje, maar ja, in Italië, in het land van het Vaticaan, mag dat wel voor een keer.

Het stijlste stuk ging de 22 procent wel te boven, maar eenmaal boven loonde het de moeite: het was tien uur en de zon had zich weten te ontworstelen aan wolken, keek ik naar het oosten, zag ik vreselijk nimmerweer, blikte ik naar 't westen, een immens azuurblauwe lucht vulde dan mijn blik met héél ver op de achtergrond de witte Alpentoppen die als een reuzeketting in een halve cirkel het westen begrensden.

Hier was de zaak wel gereed en tegen de dame die voor verlading zorg droeg deelde ik mijn zorgen omtrent de naderende sneeuw mee, maar ze wist mij te verzekeren: het dreigende onheil zou de hele dag nog dáár blijven hangen en pas later, op zijn vroegst in de avond, maar vermoedelijk pas vrijdag, verder "deze" kant op komen. Eigenlijk was het gewoon jammer dat ik, toen de zaak er in zat, weer verder moest, dit, ondanks de dreiging, oord was gelijk een Hof van Eeden, en zo magistraal, in de sfeer van de winter: uit de kale druivenstruiken klonken strofen uit het langzame deel van Vivaldi's inverno, de Quatro stagioni.

Slingerend kwam ik uit midden in het nauwe centrum van Canelli en vandaar reed ik naar mijn laatste ophaalklant waar ik werd afgeladen, het adres even onder Turijn, Piobesi Torinese, waar spullen, die wij daar brengen, worden omgepakt en die wij daarna later weer ophalen. Inmiddels werd het, door invloed van een stralende zon, steeds warmer en rond de middag zelfs, ondanks het vriesweer van in de lucht, even over de tien graden. Nog steeds keek ik met een gemengd gevoel naar gindse wolken, maar de dame kreeg gelijk: de wolken werden door de onzichtbare hand geremd terwijl ik vanaf Piobesi naar het stralende westen afreisde.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » di jan 29, 2013 7:44 pm

Tunnels zijn vreselijk, en ik meen mij bij het doorgaan altijd in al dan niet een verlichte rioolpijp te wanen: ze stinken, je ziet niets van de omgeving en bovendien zijn ze niet ongevaarlijk: toch hebben in de winter één voordeel.

Donderdagmiddag koeste ik vanaf Turijn pal naar het westen, inderdaad, richting Frejus, de bijna dertien kilometer lange tunnel van Italië naar Frankrijk waar zes jaar over gebouwd werd en in 1980 gereed kwam. Het weer was uitbundig zonnig, tien graden en er woei een onstuimig harde wind die boven op de gletsjers heuse sneeuwstormen veroorzaakten; een fascinerend vergezicht.

Eén voordeel heeft een tunnel, er valt nooit sneeuw. Vandaar dat ik deze ongebruikelijke omweg nam: via Zwitserland zou ik ongeveer twee uur korter rijden, maar de Grand San Bernard vertrouwde ik niet overmits ook de Jura vrijdag aan zware sneeuwval onderhevig zou zijn, benevens ook Albertville. Geen risico dus, al reed ik het aanvankelijk met een weinig tegenzin.

Toch: vanaf Turijn snorde ik de oude weg, en vooral op het eerste stuk was ik jaren niet geweest, maar ik kon mij er ook barweinig van herinneren en wat ik mij er van herinnerde zag ik nergens meer terug, bijna nergens.

Kennelijk herinner je dan iets dat er niet meer is, of, en dat is mij al meerdere keren overkomen, herinner ik mij iets wat in werkelijkheid nooit is geweest en blijken ze niet met de werkelijkheid overeen te stemmen, ook niet met de vergankelijke werkelijkheid.

Halverwege de route naar de tunnel passeerde ik Susa, althans, het voormalige douaneterrein; de ingang met het douanehokje stond er nog voor de helft, de andere helft bleek kennelijk afgebroken en verwijderd. Of? Had het er wel ooit gestaan?

Het liep tegen drieën toen ik naar boven klom, en niet veel later reed ik door de stinkpijp: halverwege ging ik de grens over.

Met herinneringen is het toch al eigenaardig gesteld: van de meest belangrijk gebeurtenis in zijn leven, van zijn geboorte, herinnert de mens zich totaal niets, maar misschien heb ik het wel mis.

In frankrijk bleek een ander weertype de overhand te hebben. Grote mist- en nevelwolken, boordevol ongein en potentiële narigheid, de sfeer was beklemmend, met een noodgang stoof ik het dal van de Maurienne door, langs de voet van L'Isèran, de Telegraphe, de Croix de Ferre, de Glandon en de Madeléne die allen gesloten bleken, eerst op weg naar Chambèry terwijl het langzaamaan begon te sneeuwen.

Inmiddels donkerde het reeds, reed na Chambèry door de L' épine richting Lyon en hoe westelijker ik kwam, des te minder sneeuwde het en die avond reed ik nog door tot voorbij Macon.

De volgende dag, vrijdag, de laatste loodjes, op weg naar huis en ook dit keer koos ik voor de laagste route, natuurlijk weer over Vitry en Charleroi, over de Franse stokbroodvelden die nu onder een dikke sneeuwlaag bedolven lagen en door een barre sneeuwwoestenij; slechts een dunne zwarter streep diende als richtsnoer door de witte velden waar alleen zo hier en daar een zwerm kraaien zich langs de weg ophielden.

Kraaien: misschien heb ik het mis, misschien is er een nog veel belangrijkere gebeurtenis in 's-mensens leven, want aangezien de mens aan de vergankelijkheid is prijs gegeven lijkt mij de vraag gerechtvaardigd hoe, hoevele en of de mens zich zijn nog belangrijkere gebeurtenis, zijn sterven, zal herinneren.

De nagedachtenis.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » di jan 29, 2013 7:45 pm

Varen, met de dekschuit, op de Amstel en door de grachten, later, begin jaren zestig, op de truck er langs; hij was, in alle opzichten, Hollands welvaren.

Het sombert, de koudsibeer heeft ons in een wurgende ijsgreep terwijl zijn lach ons als witte sneeuw zelfs overdag duistertriest toegrijnsd; soms is er niets dat een droeve ravijnblik overbrugt.

Deze week reisde ik niet af, bleef ik, terwijl anderen naar vier windstreken uitgingen, thuis, althans, vertrok niet met goederen de landsgrenzen over en zoiets heet vrij. Nou ja vrij? Dan is het even tijd voor andere zaken, dit keer onverwacht, het leven geeft soms verrassende wendingen.

Samen gingen we op weg, of, beter, terug, april 2010, nu twee en een half jaar geleden en uiteraard namen we de oude weg naar huis, langs het vermaarde Het Loo, het paleis waar vorstin Wilhelmina háár laatste dagen sleet, door het Veluwse bos, tot aan Voorthuizen en hij vertelde het nog: de keren dat hij in voorsnelweegse tijden de andere kant op ging, soms wekelijks, met zware vrachten en voertuigen zonder al te veel paardenkrachten: op de lange helling, de voor Nederlandse begrippen lange helling net voor Apeldoorn zakte de rokerige truck af tot nauwelijks veertig per uur; hij wist het zo te vertellen dat je de dieselgeur nog rook!

Zo kwam ik in Amsterdam na lange tijd, schuin tegenover de sculptuur van Gandhi, een oude dame tegen, klein, mager en gelijk Mahatma, tenger, onverwachts: dat was alweer eergisteren, dinsdag.

Het is doorgaands de dag dat ik, althans in een vrije week, ga schaken. Ook doorgaands haal ik dan mijn oudste vriend op, maar ditmaal niet, niet vanwege de vrieskoude en gladheid; De oude man blijft zelfs op hoge leeftijd verstandig: ditmaal zocht ik hem op en onder een geriefelijk kopje thee schaakten wij met nationale- en internationale problemen en uit een schat van verre herinneringen wist de nu ruim honderd en éénjarige nog nauwgezet te putten: van citaten van Immanuel Kant tot stroven uit gedichten van Henriëtte Roland Holst en toen ik vertrok beet hij mij toe dat ik ze op de club maar "een pionnetje moest laten ruiken"

Rond vijf uur dronken we nog even koffie, toen, op die fraaie lentedag en we langs het prachtige jonge bomengroen aankwamen bij de Tweede Steeg: hij nam er een vulkoek bij en genoot zichtbaar, kón ook genieten, maar samen wisten we het niet.

In de avonduren en uit nare kou liep ik al vroeg de schaakzaal binnen: alleen, zonder de Professor, dat voelde al anders en ik werd ingedeeld met wit tegen een dame. Na een rommelige opening: 1: e4-c5, 2: c3-e6. 3: d4-d5 4: exd-cxd kwam ik een geurig pionnetje voor te staan terwijl op zet tien de dames werden geslagen: rond zet vijftien verzuchtte mijn tegenstandster dat "het een saaie partij was" met die geslagen dames waarop ik de woorden "het is altijd saai zonder dames" sprak: rond middennacht haalde ik, door haar schoonheidsfoutje in het eindspel, de winst binnen en vetrok in het sneeuwdonker de vrieskou in: in vrieskou is zelfs witte sneeuw zwart.

Niet wetende van de schok van de volgende dag, niet wetende dat hij, vanaf de Tweede Steeg bij Hoevenlaken, de kilometers van zijn laatste rit zou afleggen: veertien jaar na zijn pensioen (!); het mocht ook wel een keer.

Wanneer Precies? Ach, houdt toch op. Wat doet het er toe!

Gistermiddag, avond bijna, vernam ik het.

Stevige, stoere kerel, armen als kabeltouwen en in zijn gloriejaren uiterst sterk, vroeger, nog voor ik hem kende, moet hij wat onbesuisd geweest zijn; in ieder geval was hij van vóór de snelweg en reed, net als ik, graag andere wegen. Niet al te groot, achterovergekamd haar, liep en stond altijd iets voorovergebogen, ging niet met de "VUT" en bleef ook na zijn pensioen doorkachelen, Joop, Oude Joop, wat kon die man genieten van zijn vak!

Gisteren vertrok Joop, nu niet naar één van de vier windstreken, maar naar gene zijde van het aardse bestaan.

Vaarwel Joop!

Aldus schreef een verdrietige Ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » di jan 29, 2013 7:46 pm

Koud, deze week, het voelde grimmig aan, tijd te over voor andere zaken dan het verplaatsen van goederen.

Vrije tijd wordt nogal eens gebruikt, zoals men noemt, om de tijd te doden, zoals niets doen, voor de kijkbuis hangen of anderszins. De tijd doden, maar kan dat wel?

Vandaag, vanmorgen, reisde ik af naar Vlaardingen, op weg naar een besloten bijeenkomst op een geheimgehouden locatie; er zat sneeuw in de lucht, voorbode van het einde van guurkoude, wellicht aangenamer weer.

Waar haalt men toch de tijd vandaan om haar te doden? En, zo het mogelijk is, is daar tijd niet te kostbaar voor? Heeft de mens tijd niet nodig, ofwel, doet de mens er niet beter aan om iedere minuut zo kostbaar te achten dat men haar in leven laat?

Rond de middag en omgeven door witte sneeuw ging ik op weg naar Amsterdam, wederom naar een besloten bijeenkomst, al was deze van geheel andere aard en in de avonduren, die uren, die nu net voorbij zijn, naar Klaas.

Wat moeten we eigenlijk met zoveel tijd? Of hoe moeten we omgaan met zo weinig tijd? Hoe nuttig wordt het geacht om tijdens elke tijd bezig te zijn met de zoektocht, een streven, naar waarheid, naar het einddoel, het Einddoel wellicht?

Klaas bakt er heel wat, overwegend vis op de Schippersgracht, eenvistweevis, gebruikt zijn tijd om wat lekkers voor anderen te maken, een nobel streven, een aangename tijdsbesteding, niet?

Inmiddels is de dooi ingezet en de kille koudevorst door westerwinden teruggedrongen; in het begin van de avond zag ik nog een volle maan, vanmiddag adelaren, ja, op de pilaren voor de ingang van Artis staan twee aderlaren, al jaren, uniek zo dit keer, met sneeuw op de vleugels terwijl ook de palmen bij de ingang een witte mantel om hadden gedaan.



De tijd, ach ach, mijn lieve tijd, hoe zouden wij haar doden? T' is eerder andersom: voor je het goed en wel in de gaten hebt, heeft de tijd je te pakken, ze slokt je op en voert je mee. De tijd grijpt ons bij de kladden, grijpt ons, en tot slot dood het ons.

Voor elk mens geld dan; het einde van zijn tijd.

Aldus schreef ome Willem

admin
Site Admin
Berichten: 503
Lid geworden op: do aug 18, 2011 11:56 am

Re: Verhalen van Ome Willem

Bericht door admin » di jan 29, 2013 7:47 pm

De koude januaridagen verglijden somberder dan ooit voorbij; wat kraaien en kokmeeuwen scheren over het schuurdak dat vol water staat van regen en gesmolten sneeuw; het regent al de hele morgen.

Of ik hem kende? Nee, integendeel, maar in de tijd van moderne technieken komt er regelmatig iemand voorbij die je nooit kent, nooit ziet, nooit verder meemaakt. En één daarvan is, nee, was, Superbertus.

Nee, deze week ook niet, nee, ook deze week ben ik niet te vinden op de kronkelige wegen in Zuid-Frankrijk, evenmin in de Po-vlakte noch rijdend onder een diepblauwe Poolse sterrenhemel, deze week sla ik Europa over.

Regelmatig kwam hij voorbij, voorbij op Transportradio, een kleine zender die met behulp van korte golf grenzeloze programma's uitzendt en zo mij en mijn collega's regelmatig van nieuws en muziek voorziet en je ontvangt in Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en ook tot diep in Polen.

Vreemd, vreemde weken, de twee weken, kennissen om je heen vallen weg, dinsdag afscheid van Joop en in de avond weer schaken; inmiddels breekt de zon door, de zon, voor mij in januari altijd weer een teken van hoop en verwachting, een soort lange golfbericht van de onberekenbare natuur; de meeuwen zie ik niet meer.
Maar daarvoor heb je wel een tegenwoordig slecht verkrijgbare kortegolf ontvanger nodig en Superbertus wist daar wel raad op; hij repareerde ze, wist kleine partijen op de kop te tikken en stelde ze, tegen een klein prijsje, voor chauffeurt ter beschikking. Zo hoorde je heb, in dat verband, steeds terug op de radio en zo, in loop van jaren, kende en herkende je die steeds terugkerende boerenstem uit de Betuwe, want Bertus, eigenlijk gewoon Bertus van Soest, woonde in Lienden.

Woonde, want in november was Bertus aan het werk, gewóón aan het werk, ik had hem de vorige dag nog gehoord op de radio, Bertus was in België, aan het lossen; opeens werd hij, als ik het goed begreep, niet goed en raakte buiten kennis.

Hoe precies? Ach, dat doet er niet toe, maar Bertus lag ongeveer twee maanden in coma, bleef "buiten kennis" en afgelopen woensdag, ja, op dezelfde dag Joop van het tijdelijke afscheid nam, overleed Bertus, Superbertus, Bert van Soest, 46 jaar, de aan hem toegemeten tijd was, naar de mens gesproken, kort.

Kort ja, de helft min tien jaren van de leeftijd van "De Professor", juist vandaag 102, maar te kort?
Getroffen werd ik door de kaart van Bertus die ik vond, vond op internet.

Op zijn rouwkaart staat:

Je bent niet dood,
de Heer heeft je geroepen
om te wonen in Zijn huis
je hoeft geen vrede meer te zoeken
die heb je nu
want jij bent thuis.
Maar ach wij zullen je missen,
zoals een mens zijn meest geliefde mist
de jaren van geluk zijn nooit meer uit te wissen
omdat we weten : God heeft zich niet vergist.

Kennelijk vetrouwde Bertus op de lange golf, de lange golf van zijn bestaan; de Eeuwige golf, dáár, waar voor tijd geen plaats is.

Aldus schreef ome Willem

Plaats reactie